1013
I. artillerie-vuur, infanterie-geschut inbegrepen. II. infanterie-vuur (zware
mitrailleurs). III. vliegeraanvallen. IV. gasbeschietingen.
Uit de vele nuttige wenken halen we aan„Nadert een vijandelijk vliegtuig
en biedt het terrein geen masker tegen verticale waarneming, dan kan absolute
onbeweeglijkheid tot gevolg hebben, dat men niet wordt opgemerkt. Als
beste houding voor den soldaat wordt o. a. in het buitenland genoemd het
knielen op beide knieën".
In hetzelfde nummerHet aaneengesloten en het niet-aaneengesloten vuur-
front", luit.-kolonel R.J. Hoffmann. „Om de gedachten te bepalen, rekent
men voor het vormen van een aaneengesloten vuurfront van eenige betee-
kenis op gemiddeld één mitrailleur (zware of lichte) per 50 m. front
breedte".
„Indien het gaat om een krachtigen en langdurigen weerstand, zooals bijv.
het geval is bij de verdediging van de hws. eener stelling, zal een grooter aan
tal automatische wapenen voor een bepaald frontgedeelte noodig zijn." Voor
een Nederlandsche divisie met een frontbreedte van 3000-4000 m. berekent
schr. een gemiddelde van 4 a 5 mitrailleurs per 50 m.
„De vuurfronten kunnen wisselen tusschen dat van een enkele kleine af-
deeling en het krachtig aaneengesloten vuurfront met aangeleunde vleugels.
De twee hoofdtypen zijnhet niet-aaneengesloten en het aaneengesloten vuur
front de tactiek tegenover het eerstgenoemde bestaat in het doorsijpelen en
het daarna omvatten van de weerstanden, die tegenover het laatstgenoemde
in het maken van (een) bres(sen) en het vervolgens omvatten van de overige
weerstanden."
Revue militaire suisse. No. 6. Juni 1930. „La defense d'après le S.C.
1927", majoor Montfort. Na te hebben opgemerkt dat dit reglement de „elas
tische verdediging" heelemaal loslaat zegt de schr. o. a.
„Dus voornaamste beginselweerstand ter plaatse. Hetzelfde doel als het
verdedigende gevecht heeft, om een zeker gedeelte van het terrein ondanks
den vijand te behouden de troepen behouden hunne opstellingen, zooals ieder
soldaat „tient son poste". Van den eersten tot den Iaatsten man, allen hebben
den ernstigen wil het terrein, dat aan hun dapperheid is toevertrouwd, te
behouden en zich daarvoor zoonoodig ter plaatse te laten dooden. „Tegen
eiken prijs" en „tot het laatste toe" en andere soortgelijke toevoegingen zijn
overbodig. Welke belangrijkheid een terreinstrook ook heeft, men verlaat die
nooit, zonder daarvoor het bevel, althans de machtiging te hebben gekregen"*
Mavors No. 7. Juli 1930. „Vragen betreffende „Bevelvoering enz." door
den schr. beantwoord." Het vuurplan der compagnie." maar wij
meenen dat het geweer nog steeds èn als vuurwapen èn als wapen voor het
handgemeen een groote rol speelt."
„Wij meenen dat men goed zal doen, zooveel mogelijk aan de zwakheden van
den verdedigenden infanterist tegemoet te komen en niet het uiterste te eischen
door de geweerschutters in voorste lijn te plaatsen, waar zij aan gericht vuur
zijn blootgesteld, waardoor tevens het schieten sterk nadeelig wordt beinvloed.
Wij zouden een opstelling toejuichen tusschen de vocrste mitrailleurs en dan
zoover teruggetrokken, als het afgeven van vuur voor de frontlijn gedoogt.
De schutters zijn dan in ieder geval tegen zicht gedekt en zullen beter in staat
zijn juist te schieten. Zij beschermen dan tevens flanken en rug van de mi-
trailleurmesten."
„Zij (de reserve-companie) kan worden bestemd voor:
a. het met vuur tot staan brengen van een in front of in de flank in de
hws. doordringenden vijand;
b. het vervangen van een voorcompagnie, waarvan de gevechtskracht is
uitgeput;
c. het versterken van de voorcompagnieën door aanvulling of inschuiving;
d. het doen van tegenstooten op punten waarvan het bezit voor het behoud
van het geheele bataljonsvak noodzakelijk is".
De Militaire Spectator. No. 7. Juli 1930. „De macht van het vuur" luit.-
kolonel R.J. Hoffmann. „Onze gevechtshandleiding vermeldt: Dus teekent de