1016 zakelijk is. Het orienteeren en het marcheeren op het kompas moeten gemeem goed zijn voor alle gegradueerden". Na gewezen te hebben op de noodzake lijkheid van gecombineerde oefeningen bij nacht van de infanteiie met de artillerie, zegt schr. nog „Ten slotte moeten onze soldaten en ons kader worden opgeleid in het rusten gedurende den dag, welke voorafgaat aan een nachtelijke operatie". La revue d'infanterie. No. 453. Juni 1930 „Quelques réflexions au sujet: de deux articles récemment parus dans la „Revue d'infanterie", generaal Bara- tier. (Schr. doelt op respectievelijk de artikelen van X. in het April-nummer 1930 en van generaal Challéat in het Mei-nummer; zie I.M.T. biz. 920). „in het kort, de schepping van een artillerie-materieel dat een tusschenvorm. houdt tusschen de zware infanteriewapens en de tegenwoordige divisie-artil lerie, brengt wel verbetering in den stand van het vraagstuk van de verbinding infanterie-artillerie, brengt echter slechts een onvolkomen oplossing. N. m. m. moet de oplossing niet worden gezocht in het scheppen van een nieuw mate rieel. De verbinding infanterie-artillerie is geen zaak van materieel, „c'est une affaire de communications". „Het is uitsluitend „un problème de communi cations", welk vraagstuk schijnt te moeten worden opgelost door de draad- looze telefonie". Infanteriebewapening. „Een nieuw machinegeweer"(Telegram voorko mende in „De Preangerbode, Ochtendblad van 19 September 1930). In dit telegram lezen we dat voor officieren van het Britsche leger en der marine, een demonstratie gegeven werd met een nieuw type machinegeweer, een. vinding van den Deen Madsen". Velen der toeschouwers waren oorlogsvete ranen die blij waren, dat het wapen niet vroeger was uitgevonden. Beweerd wordt, dat het Madsen-machinegeweer de voordeden paart van de Lewis- en Vickersmachinegeweren en geen der gebreken van een van beiden en dat men, indien men beide laatste verving door de eerste een einde zou maken aan de- anomalie van het gebruik van twee verschillende soorten wapenen, waarvoor- men een machinegeweer moest gebruiken, dat de lichtheid van de Lewis en de vuurkracht van de Vickeis bezat. In enkele uren werden 13.000 patronen afgeschoten, waarvan 9000 dooreen, machinegeweer, dat onafgebroken voort bleef schieten, behalve bij de ver wisseling van het magazijn na 30 schoten en van den loop, wanneer deze oververhit werd. Er werden slechts twee loopen gebruikt en zij werden ge koeld door ze eenvoudigweg in een bak met water te werpen. Het machinegeweer is gevormd als een gewoon geweer, heeft een iets zwaardere Iade en een veel zwaarderen loop, doch het totaal gewicht is slechts 6 Engelsche ponden meer dan het dienstgeweer en ongeveer 12 pond. lichter dan de Lewis. Het magazijn heeft 30 patronen en den vorm eener sector van een cirkel. Elk machinegeweer heeft drie reserve-loopen. De vervanging van het magazijn, duurt drie seconden en die van den loop 8. De kosten van het wapen zijn nog niet bekend, zoodat men nog niet weet of het financieel mogelijk zal zijn het in gebruik te nemen". Zoover kan worden nagegaan wordt hier eenvoudig een demonstratie beschreven van den Madsen-geweermitrailleur op drievoet-affuit, waarvoor wordt verwezen naar W.J. 1929 biz. 70. Artillerie. The Field Artillery Journal. Mei-juni-nummer 1930. „Thedevelopment of artillery in the great war", gen.-majoor A. G.L.Mc. Naughton. „Het totale aantal vuurmonden van alle soorten van de „Britsch Expeditionary Fore" tegen het einde van 1914 bedroeg 504. Eenig idee van de groei van de Britsche artillerie gedurende den oorlog kan worden gegeven door het feit dat bij de wapenstilstand het Engelsche- aantal vuurmonden dat in batterijverband optrad op het Westfront bedroeg 6406, waarvan 2204 behoorden tot de zware artillerie".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 92