1126 „De compagnieën, tegenwoordig voorzien zijnde met den geweermitrailleur '24, een werkelijke lichte mitrailleur, is de hergroepeering der mitrailleurs in een compagnie op zich zelf een goed iets. Ongelukkig zijn 3 compagnieën infanterie onvoldoende om te manoeuvreeren. Wanneer het bataljon ook maar één in reserve gehouden afdeeling moet verliezen voor artillerie-be scherming, enz., dan is het voor zijn actie verlamd. Alle bataljons commandanten zijn het daarover eens". Revue militaire francaise No. 108. Juni 1930. „Les operations au Ma- roc", de Boisboissel. (Het vervolg van hel gelijknamige artikel in No. 107). „Action offensive". „In Marokko, evenals overal elders, „vaincre c'est avancer, mais ne pas avancer, c'est reculer et se diminuer". Het offensief is dus de normale wijze van optreden van de „groupe mobile". „Approche". „Van af den afmarsch kan de „groupe mobile" den vijand ontmoeten. Want de vijand is, naar hetgeen wij van zijn gewoonten weten, overal. Bij de nadering moet men dus „en garde" marcheeren, en gedekt in alle richtingen. Er is geen andere oplossing dan het „carré mobile" van Bugeaud. Wij hebben niets uitgevonden. De „groupe mobile" is een „réduit en marche". Topografie. Artilleristische Rundschau. Juni-nummer 1930 „Kleinmaszstabliche Luftaufnahmen", luit.-kolonel S. Boelcke. Bevat o. a. een beschrijving der „Panoramen-Kammer", welke is uitgerust met 9 objectieven, waardoor op de film „bij iedere belichting negen stervormig geordende en door tusschen- ruimten gescheiden deelen van het beeld (ontstaan), nl. één loodrecht beeld en 8 schuine beelden, welke de elementen van één enkele, groote, loodrechte opname in zich hebben. Op dit beslissende punt Iaat de „Miinchener Pano ramen-Kammer" haar „Scheimflug'schen Ahnherrn" ver achter zich". Een serie foto's verduidelijkt den tekst. Marine. Marineblad. Derde aflevering, 29 Augustus 1930. - Welk type kruiser dient voor de Koninklijke Marine te worden aangebouwd kapitein-luitenant ter zee F. W. Coster (bekroonde prijsvraag). In zijn conclucies komt de schr. tot het volgende „Recapituleerend zien we dus dat het bij een aanbouwsom, gelijk aan het gemiddelde in de laatste 10 jaren besteed, mogelijk is, naast 26 onderzeeboo ten en 16 jagers, 4 kruisers te bouwen van 8500 ton standaard deplacement met als hoofdpunten, bewapening 6 kanonnen van 20,3 cm., 6 van 10,5 cm., 8 mitrailleurs van 4 cm., bescherming pantserdek 5 cm., gordel 10 cm., com mandotoren en barbettes 12,5 cm. en een vaart van 30' bij een actieradius van 9 a 10.000' bij economische vaart." In een naschrift verklaart de commissie van beoordeeling niet accoord te gaan met den principieelen opzet. In de inleiding wordt door haar gemist le. een uiteenzetting van de preventieve werking, die kan uitgaan van een harmonisch gevormde klein-materieelvloot (kruisers, jagers, onderzeebooten, vliegdienst)2e. een onderzoek van de vraag in hoeverre het voor een zwak ken kruiser in dit ons bekende en geprepareerde gebied mogelijk zal zijn, in samenwerking met onze andere wapenen, als onderzeeboot, mijn- en vlieg dienst, met succes te ageeren tegen sterkere vijandelijke kruisers. Journal of the Royal United Service Institution. No. 498. Mei 1930. The Londen Naval ConferenceDe resultaten der laatste conferentie worden in een overzicht samengevat, waarin de volgende cijfers voorkomen ter ver gelijking van de totale scheepsmacht (in tonnen) van de drie zeemogendheden: voor den oorlog, momenteel en als gevolg van de laatste conferentie:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 104