een nieuw vraagstuk, waarvan de oplossing ons op algemeen politiek terrein brengt. Volgens de rijstbalans in het Verre Oosten, opgenomen in een in 1929 van de hand van den heer Koens verschenen artikel in K.S., heeft Japan een invoerexcedent van 1.700.000 ton, d.i. eenige malen zoo groot als het invoer-excedent van Ned.-Indië. Van die 1.700.000 ton (d.i. 60°/0 van het verbruik) betrekt het ruim 1 000 000 uit eigen gebied (Korea 750.000 ton en Formosa 300.000 ton). De overige 700.000 ton worden aangevoerd uit Achter-Indië, voornamelijk Indo-China. Voorts moet China uit Achter-Indië nog ruim 1.200.000 ton betrekken. De 3 groote exporteurs, Birma, Siam en Cochinchina kunnen onder normale omstandigheden te zamen ongeveer 5 millioen ton rijst jaarlijks uitvoeren. Zoolang een belangrijk deel van deze export naar het Verre Oosten kan blijven gaan, zal men daar geen tekorten behoeven te lijden, doch een eventueel Pacific- conflict zou de verhoudingen geheel kunnen wijzigen, zooals een blik op de kaart doet zien. Een nadeelige factor is, dat de groote rijstproductie slechts in een betrekkelijk klein en aan eengesloten gebied plaats heeft. Bovendien moet men rekening houden met niet zelden voorkomende hongersnood in Voor- Indië en dus voorbereid zijn op de mogelijkheid dat groote hoeveelheden rijst uit Birma voor eigen Britsch gebied noodig Zelfs bij een conflict waarbij wij niet rechtstreeks betrokken zijn (het eenig mogelijke geval dat ik wil aannemen) kan ik mij voorstellen, dat Japan zijn voedselvoorziening zal veilig stellen door zich van de voorraden in Achter-Indië te verzekeren. Om nog niet te spreken van mogelijke andere complicaties waardoor Achter-Indië als onze rijstleverancier zou kunnen worden uitge schakeld, zooals dat trouwens in den wereldoorlog tijdelijk het geval is geweest. Hiertegen kunnen en moeten wij ons dan wapenen. Het aangewezen middel hiertoe zijn enkele producten, ten- opzichte waarvan het buitenland van ons afhankelijk is, waarvan ik in de eerste plaats noem kina. Java levert 90 °/0 van de wereld productie van dit in den oorlog zoo buitengewoon belangrijk gebleken artikel. Van tin hebben wij 22 van de wereldpro ductie in handen en zijn wij na Malakka met 30% de belang rijkste producent. Ned.-Indië is voorts het eerste tabaksland van de wereld. In deze en enkele andere producten hebben wij een voldoende krachtig wapen om mogendheden, die ons de noodige levens middelen willen onthouden, tot een redelijk gedrag te dwingen. Mr. Gerritzen is in zijn in 1926 uitgekomen werk „De welvaart van Ned.-Indië" van oordeel dat, wanneer de Regeering destijds den uitvoer van stookolie, benzine voor vliegmotoren, kinine en kinabast had stopgezet, tot tijd en wijle Engeland en Frankrijk 1034

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 10