te treffen om te komen tot algeheele „self-supporting" in de rijstvoorziening. De toestand in de buitengewesten, waarbij over het algemeen de teelt van handelsgewassen gedreven wordt in combinatie met den verbouw van voedselgewassen, welke laatste voor het grootste deel in de eerste levensbehoefte voorziet, kan niet anders dan gun stig worden genoemd. Deze combinatie versterkt de economische basis van het Inlandsche landbouwbedrijf aanmerkelijk. En het is een verblijdend verschijnsel dat de bevolking op de buitengewes ten geheel uit zich zelve deze combinatie in toepassing brengt. Het nemen van maatregelen om te komen tot „self-suppor ting" zal hier, wanneer dit gepaard gaat met het onttrekken van werkkrachten aan de productie van handelsgewassen, tot gevolg hebben, dat het maatschappelijk inkomen vermindert. Gunstig is ten slotte het verschijnsel, dat de bevolking bijna over al in staat blijkt in moeilijke jaren grootendeels zelf te voorzien in haar tekort aan voedingsgewassen, zoodat ook weer van deze zijde bezien, maatregelen van overheidswege tot opvoering van de rijstproductie, waar dit zou gaan ten koste van de handels gewassen, allerminst urgent kunnen worden geacht". Tot zoover de aanhaling uit de Korte Berichten. Wij mogen intusschen onze oogen niet voor de moeilijkheden, welke zich in de groote koeliecentra kunnen voordoen, waarvan ik in de le plaats noem Sumatra's Oostkust met een koeliebevolking van meer dan 300 000 man. Die moeilijkheden en de middelen om ze te overbruggen, moeten plaatselijk worden onderzocht. Men heeft wel eens het denkbeeld geopperd, om de rijstpro ductie aldaar te bevorderen door een invoerrecht op buitenland- sche rijst, doch dat lijkt mij een paardenmiddel. Wanneer echter ergens een machinaal rijstbedrijf op zijn plaats zou zijn, dan lijkt mij dat het geval te zijn in Sumatra's Oostkust. Maar dan moeten de cultures gedwongen worden de lasten te dragen, want zij hebben in de eerste plaats de voordeelen van den bij zonderen toestand. Ten slotte een woord over het voedselvraagstuk, beschouwd uit een oogpunt van Legerbelang. Het zal wel geen betoog behoeven, dat de voedselvoorziening van het in verhouding kleine Leger, al stelt dit zijne bijzondere eischen, slechts een onderdeel vormt van de verpleging der groote bevolking. Voorbereidingen, zooals die bij gebrek aan een cen traal orgaan daarvoor, met het oog op de voedselvoorziening van dat onderdeel tot op heden zelfstandig door de intendance werden getroffen, zijn, uit een organisatorisch oogpunt beschouwd, bepaald onjuist te noemen. Reeds in 1915 vestigde het toenmalig hoofd yan den G. S. de aandacht van den Legercommandant op de noodzakelijkheid van 1036

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 12