een economische voorbereiding, reeds in vredestijd, om den over
gang tot een eventueelen oorlogstoestand, speciaal voor de burger
bevolking, zonder te veel wrijving te doen plaats hebben. Naarmate
de staatshuishouding ingewikkelder wordt, naar die mate zal ook
de overgang tot den oorlogstoestand die huishouding in haar
onderdeelen meer ontwrichten en zal het noodig zijn om wat
we zouden kunnen noemen de staatsmobilisatie, waartoe in de
eerste plaats de volksvoeding moet worden gerangschikt, meer
intensief voor te bereiden.
Ook de Legercommandant was van oordeel, dat voor het vraag
stuk van de behoeften der bevolking op Java in oorlogstijd, dat
ook als een vitaal legerbelang werd beschouwd, de aandacht van
de Regeering moest worden gevraagd en zoo werd aan de Regeering
voorgesteld om den Directeur van L., N. en H. op te dragen, be
doeld vraagstuk in nauwgezette studie te doen nemen en de
voorstellen, welke daarvan het uitvloeisel zouden zijn, met spoed
bij de Regeering voor te brengen.
De Regeering besliste hierop dat z. s. m. een commissie zou
worden benoemd teneinde door plaatselijke onderzoekingen en
besprekingen de gegevens te verzamelen, welke noodig zijn om
het hierbedoelde vraagstuk te kuunnen overzien, terwijl de com-
commissie tevens zou kunnen worden belast met het ontwerpen
van voorloopige instructies en andere regelingen voor een alge-
meene organisatie op dit gebied.
Deze commissie, bestaande uit een Majoor der intendance
(voorz.) en een kapitein van den generalen staf (lid), met als
secretaris een ambtenaar van het dept. van Landbouw, ving in
de eerste helft van April 1916 hare werkzaamheden aan en diende
gedurende het tijdvak 24 Juni 191612 December 1917 de verschil
lende deelen van haar verslag in. Daarbij stelde zij voorop dat
haar arbeid ware te beschouwen als een grondslag waarop verder
zou moeten worden voortgebouwd bij de voorbereiding der
STAATSMOBILISATIE, WELKE PERMANENT BEHOORT TE ZIJN.
In hare verslagen behandelde de commissie uitgebreid den
toestand op het gebied van plantaardige en dierlijke voedings
middelen en van de noodzakelijkste overige levensbehoeften als
zout, vet en olie, veevoeder, zeep, lucifers, petroleum en benzine.
Statistiek, eigen nijverheid, vervoerswezen en een economisch
geografisch kantoor bij den Generalen Staf vormden afzonderlijke
hoofdstukken.
De commissie kwam tot de conclusie dat de voorbereiding der
staatsmobilisatie zou moeten worden overgelaten aan een kantoor
voor de economische geografie bij den G. S., waarvan het statis
tisch gedeelte later over te nemen door een centraal kantoor
voor de statistiek. De leider der staatsmobilisatie zelf moest
militair zijn en wel officier van den G. S. Hij zou reeds als
zoodanig moeten optreden bij oorlogsgevaar en alsdan bekleed
moeten worden met dictatoriale macht.
1037