van die producten, welke als eerste levensbehoeften zijn aan te
merken, van andere volkeren onafhankelijk te maken. Een eco
noom van naam als Mr. J. Gerritzen ging daarbij zelfs zoo ver,
dat hij in 1919 in een wetenschappelijke bijeenkomst als zijn
overtuiging uitsprak, dat de wereldoorlog heeft geleerd datlndië
in zijn behoefte aan voeding zelf moet voorzien.
Inderdaad is gedurende den wereldramp van 1914 gebleken
dat, zoodra groote conflicten tusschen volkeren uitbreken, het
wereldverkeer geheel ontwricht wordt, zoodat dan het volk dat
voor zijne voedselvoorziening van het buitenland afhankelijk is,
in het gedrang kan raken, zelfs als het erin slaagt, zelf buiten
het conflict te blijven. Dat deze waarheid onder de toenmalige
tijdsomstandigheden een grooten drang naar economische onaf
hankelijkheid heeft doen ontstaan als weerbaarheidsmiddel bij
een eventueel volgend conflict, laat zich begrijpen, doch terecht
zijn velen, onder wie Mr. Gerritzen zelf, sedert op hun standpunt
teruggekomen.
Normaal toch is, dat elke streek die producten voortbrengt,
waarvoor zij het meest geschikt is, met het oog op haar bodem,
haar klimaat, ligging en de geaardheid harer inwoners. Wanneer
nu de productie van zulke handelsgewassen meer opbrengt dan
de teelt van eerste levensbehoeften, welke onder normale om
standigheden uit het buitenland kunnen worden betrokken, dan
beteekent de voortbrenging van die eerste levensbehoeften schade
voor Land en volk.
Ik meen dan ook wel de stelling te mogen lanceeren, dat d e
productie van een land niet mag worden be-
heerscht door den onredelijken eisch van econo
mische onafhankelijkheid.
Al moge het kunnen voorkomen, dat een zoodanige economi
sche onafhankelijkheid een land voor een ramp behoedt, dit mid
del om aan buitengewone omstandigheden het hoofd te kunnen
bieden loochent de constellatie van het wereldverkeer en den
wereldhandel en het zou dan ook, bijaldien tot het uiterste door
gevoerd, tot vernietiging van de volkswelvaart moeten leiden.
Ik wil hiermee allerminst betogen dat een streven naar econo
mische onafhankelijkheid tot zoover de volkswelvaart dat
toelaat te veroordeelen is, integendeeldoch ik wil slechts
met klem opkomen tegen de zelfs thans nog wel eens verkondigde
meening, dat het een elsch is dat Nederl.-lndië door middel
van Overheidsmaatregelen zelf in zijn behoefte aan voedsel moet
voorzien.
Voornamelijk in de eerste buitengewone zitting van den Volks
raad in Februari 1919 werden het voedselvraagstuk en de door
de Regeering te dien aanzien getroffen en voorgenomen maatre
gelen uitvoerig besproken. Ook de Vereeniging voor studie van
1027