Koloniaal-maatschappelijke vraagstukken trok zich de zaak aan
van oordeel zijnde dat niet alleen voor het heden, maar voor
namelijk met het oog op de toekomst een oplossing van het
vraagstuk van vitaal belang zou zijn, meende zij ook harerzijds
aan die oplossing te moeten medewerken, waartoe aan de heeren
Lulofs en Smits werd verzocht, een praeadvies te willen uit
brengen met betrekking tot de navolgende vragen
1. Aan welke oorzaken moet de vermeerderde invoer van
rijst sedert het begin dezer eeuw worden toegeschreven
2. Is het wenschelijk dat Nederlandsch-Indië mede met het
oog op de richting, waarin zich de handelspolitiek van verschil
lende landen, waarmee Indië in nauwe betrekking staat, in den
laatsten tijd beweegt, er naar streeft, in de eigen behoefte aan
voedingsmiddelen te voorzien
3. Welke maatregelen zouden daartoe zijn te treffen en welke
gevolgen zouden daarvan te wachten zijn
Vooral het door den heer Lulofs in samenwerking met den
heer van Vuuren samengestelde praeadvies mag als een zeer
belangrijke bijdrage tot de oplossing van het vraagstuk worden
aangemerkt. Hoewel sedert een tiental jaren is verstreken, zijn
door de samenstellers denkbeelden ontwikkeld, welke hun volle
waarde hebben behouden en daarom heb ik gemeend, daarbij
een oogenblik te moeten stilstaan.
Hunne beschouwingen, zeer in het kort samengevat, komen
op het volgende neer.
De toename van den rijstinvoer moet in hoofdzaak worden
toegeschreven aan den bevolkingsaanwas, waarmee de uitbrei
ding van de industrie, de toename van handel en verkeer en den
aanplant door de bevolking van handelsgewassen, het aantal
niet-producenten toeneemt. Dit laatste geldt in het bijzonder in
de buitengewesten, waar de bevolking hare belangstelling heeft
overgebracht op de teelt van meer winstgevende handelsgewas
sen, zooals peper (in Atjeh, de Lampongs en Banka), rubber
(Djambi en de Z.- en Ooster-Afdeeling van Borneo), katoen en
koffie (Palembang), copra (Wester-Afdeeling van Borneo, Celebes
en Manado), zoomede boschproducten.
De importtoename is dus aan alleszins natuurlijke oorzaken
toe te schrijven, welke op zich zelf volstrekt niet onrustbarend zijn.
Het is wenschelijk dat Ned.-Indië er naar streeft, in eigen
voedingsmiddelen te voorzien, doch men volge daarbij v. z. m.
den natuurlijken weg en passé geen kunstmatige middelen toe,
als daar zijn overheidsdwang tot beperking van de handelsvrij
heid, tot inkrimping van de voortbrenging van handelsgewassen enz.
Deze laatste maatregelen mogen slechts tot uitvoering komen
wanneer en zoolang buitengewone omstandigheden zulks gebie
dend noodzakelijk maken.
Tot zoover de heeren Lulofs en van Vuuren.
1028