1091 Commandant Raynal met een bataljon verdedigde fort, na een vijf- of zestal dagen geheel te zijn ingesloten geweest, vooral wegens watergebrek. In het inwendige waren hardnekkige gevechten geleverd tegen de Duitschers, die het werk waren binnengedrongen in den NO. contrescarpkoffer, na de be zetting daar met vlammenwerpers buiten gevecht te hebben gesteld; en vanwaar zij door den onder de gracht doorloopenden verbindingsgang de keelkazerne trachten te bereiken. Op het fort de Vaux staande hadden wij naar het Oosten ziende een mooi uitzicht in de bekende Vlakte van Woëvre. De MAAS-heuvels (Cötes de Meuse) welke een gemiddelde hoogte hebben van 300 a 350 m., vallen hier steil naar beneden naar de vlakte van Woevre, welke een gemiddelde hoogte heeft van 200 a 250 m. Van De Vaux ziet men dan ook duidelijk de groote wegen in die vlakte Ioopen, opklimmende naar de uitloopers der heuvels als de natuurlijke invalspoorten naar het heuvelland; wij zagen o.a. duidelijk de wegen van Thionville en van Metz naar Verdun (de Routes Nationales Nos. 18 en 3). In 't kort vermelden wij nog (zie schets 1), dat de op 21 Februari 1916 negen dagen te Iaat ingezette Duitsche aanval, op 25 Februari practisch was vastgeloopen tegen de lijn: Cöte du Poivre, Douaumont, Vaux (n.i.) en verder tegen de zoo juist genoemde steile hellingen. Wel zijn de aanvallen daarna nog tot 11 Juli 1916 met hevige woede voortgezet, op welk tijdstip de Duitschers tusschen de werken Souville en Froideterre nog over een kleine breedte wisten door te dringen; maar de vleugels van de Fransche stelling konden stand houden, en gezicht op de stad Verdun hebben de Duitschers niet kunnen krijgen: „ils ne la verront jamais!" In October 1916 hegon daarna de Fransche tegenaanval, welke 2 November Douaumont en Vaux weder in hunne handen bracht en 15 December ook Louvemont en den geheelen Cöte du Poivre. Daarna werd Verdun tot einde Augustus 1917 een van de rustigste secto ren van het uitgestrekte Fransche front. Zij had den Franschen 400.000 doo den gekost! Op het groote oorlogskerkhof bij Douaumont liggen ongeveer 10.000 herkende dooden begraven; op verschillende andere oorlogskerkhoven rondom Verdun liggen nog vele andere slachtoffers: zoo in de Faubourg Pavé te Verdun 5420, te Bras 3714, te Chattancourt 1658, te Esnes 3190, enz. Doch het zal een ieder duidelijk zijn, dat van die 400.000 dooden slechts een gedeelte kon worden herkend. Daarom werd op initiatief van Maarschalk Pétain het groote „Ossuaire de Douaumont" gebouwd, dat in 1927 werd geopend, maar ook tijdens ons bezoek nog niet geheel was afgebouwd. Het is een indrukwekkend bouwwerk. Boven den monumentalen toegangspoort en de ruime hall verheft zich de 40 m. hooge toren, van boven voorzien van een groot licht (de „phare de Douaumont"), dat eiken avond waakt over de dooden op de slagvelden. Links en rechts van de hall strekken zich ge welfde galerijen uit, welke weer elk ter weerszijden in vakken zijn verdeeld in elk waarvan twee zware marmeren kisten zijn opgesteld, waarin de onher kenbare overblijfselen van de gevallenen worden verzameld. Te zamen zijn er 52 van die kisten, welke elk een naam dragen correspondeerende met de sector waar de overblijfselen werden gevonden. Zoodat nu eene familie, die een der haren bij Verdun verloor, en die alleen weet waar hun bloedverwant moet zijn gevallen, zich kan vereenigen bij de betrekkelijke sarcophaag, welke wellicht het stoffelijk overschot van hun familielid bergt. Uit de hall, tegenover den ingang, komt men door een prachtig bewerkte houten deur in een Katholieke Kapel, welke zeer mooi van toon is. Het prachtige „Ossuaire de Douaumont" maakt inderdaad een treffenden indruk en is een waardig monument voor de vele gevallen landszonen. Nu wij toch over de oorlogskerkhoven spreken zij hieraan nog toegevoegd, dat alle Fransche en Duitsche oorlogskerkhoven in Frankrijk door het Fransche gouvernement worden onderhouden. Zij zien er alle even keurig verzorgd uitelk graf draagt een klein wit kruis voorzien van de „bande tricolore" en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 69