1093 «ene stelling op of voor de kam, en evenmin dat een schootsveld van 50 m. voldoende groot is! Men aanvaardt eenvoudig, en maakt er het beste van. Bij Reims komen wij hierop nog terug. Op den Mort Homme staan een tweetal oorlogsmonumenten voor de 40e en 69e Divisiën, welke zich ter plaatse bijzonder onderscheidden. De opschrif tenop het eerstgenoemde „Qui que tu sois, Frangais qui passe, salue bien „bas ceux qui sont morts ici pour toi", en dat op het indrukwekkende beeld van de 69e „lis n'ont pas passézijn wel in staat den nuchtersten bezoeker te ontroeren. 5. Van den Mort Homme reden wij over Esnes en Avocourt naar Vau- qouis. Het gedeelte van het front tusschen de Cöte 304 en den rand der Argon nen (een sector van 12 a 15 km.) is na 26 Sept. 1918 het operatieterrein (zie schets 2) geweest van het le Amerikaansche Leger onder Generaal Pershing, bestaande uit de Rainbow legerkorpsen van Bullard, Cameron en Ligget. De aanval op den heuvel van Montfaucon, welke door de Duitschers in een waar fort was herschapen; met 3 rijen etagesgewijze geplaatste blokhuizen, werd o. a. uitgevoerd door de 79e U. S. Divisie, welke daarbij uiterst zware verliezen leed. Op het groote Amerikaansche oorlogskerkhof te Romaqne- SOUS-Montfaucon lagen oorspronkelijk dan ook niet minder dan 22000 Amerikaansche dooden begraven. Vandaar dan ook, dat het Amerikaansche oorlogsmonument in deze sector werd opgericht. Doch alvorens dit te beschrijven, willen wij eerst ons bezoek aan Vau quois bespreken, omdat de onderwerpelijke sector 4 jaren lang een zuiver Fransche sector is geweesten in den aanvang zelfs een zeer rumoerige. Het terrein is golvend en gecompartimenteerd en nog al begroeid, en toont veel overeenstemming met de Indische lage heuvelterreinen (Preanger). En aan den Zuidrand van dat terrein verheft zich een hoogterand, welke de MAAS-heuvels en de Argonnen verbindt in de lijn Esnes Avocourt Vauquois Varennes. Uit het Noorden dezen rand beziende valt dadelijk het oog op de „Butte de Vauquois", een ruim 50 M. boven het gemiddelde terrein uitstekend heuveltje van ongeveer de taille van den G. Bohong bij Tjimahi (iets minder hoog). Op deze „Butte" stond midden 1914 het dorpje Vauquois; twee smalle straatjes, op den Westhoek de kerk, en één hellend verbindingsstraatje in ZW.-richting naar den langs den voet der „Butte" loopenden grooten weg. En om dit heuveltje nu zijn de verwoedste gevechten geleverd (vooral FebruariMaart 1915), en ging men ten slotte van beide zijden over tot den mijnoorlog, met het gevolg dat het geheele dorpje de lucht in ging en van den heuveltop alleen de randen overbleven, waarvan de Franschen den Zuidelijken en de Duitschers den Noordelijken wand bezet hielden, In den 25 a 30 m. diepen krater tusschen beide wanden zijn alleen nog restanten van de fundeeringen van de kerk overgebleven. Als men nu dit heuveltje bezoekt, vraagt men zich af, of het bezit van dit kleine punt wel zulke zware offers rechtvaardigde, als door beide tegenstanders werden gebracht. Maar dan dient men te weten, dat van de „Butte" de Duit schers een goed uitzicht hadden op de spoorlijn St. Menehould naar Verdun (bij Aubréville) de hoofdaanvoerlijn van de vesting, welke lijn aldaar over een lengte van 5 km. onder het Duitsche artillerievuur lag. Voorde Franschen was het dus zaak om de Duitschers van den heuvel te verjagenmaar tevens kregen de Franschen van de „Butte" een uitstekend uitzicht in N.-richting naar het sterke Duitsche steunpunt Montfaucon, en in W. richting naar de Duitsche aanvoerwegen naar de Argonnen. Wat voor de Duitschers dus weer een reden was om den heuvel niet aan de Franschen te gunnen. „Maar", betoogde de Overste Lestien, „actie roept reactie in 't levenals „de Duitschers den heuvel niet genomen hadden, en als zij niet tot den mijn- oorlog waren overgegaan, zouden wij het ook niet hebben gedaan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 71