1099
stelling opgenomen, zooals het heuvelcomplex van Berru met de fortne
Nogent-L'Abbesse en Witry-lez-Reims, en den heuvel van Brimont met
het lort de Brimont. Bij het bezichtigen van dit frontgedeelte viel het dan
ook direct op, dat de Fransche stellingen hier in de lage weilanden liepen en
door de Duitschers geheel konden worden ingezien. Theoretisch bezetten
de Franschen dus een vrijwel onhoudbare stelling, met enorme moeilijkheden
v.w.b. den aan- en afvoer en de aflossingenen toch hebben zij die stelling
bijkans 3 jaren lang bezet gehouden. j
Onze Fransche leiders verklaarden dan ook uitdrukkelijk, dat een tactisch
oneindig veel gunstiger stelling voor de Fransche zou zijn gelegen in de
heuvelen op 3 km. West van en evenwijdig aan het reeds genoemde kanaal.
Maarin de oorlogswerkelijkheid overweegt niet altijd de vraag
„welke is de beste stelling maar wordt de redeneering dikwijls (zooals
ook hier gebeurde):
1. wij zijn na den MARNË-slag 1914 tot aan het Canal de 1'Aisne gekomen
2. en daar blijven wij, om geen duimbreed van den kostbaren Franschen
bodem vrijwillig meer prijs te geven
3. en daarvoor aanvaarden wij de ongelooflijke moeilijkheden van de geheel
ingeziene stelling in de weilanden in hoofdzaak dus uit overwegingen
van moreelen aard (een sentiments-kwestie!)
12. Alvorens bij Berry-au-Bac de Aisne te overschrijden, bezochten wij
nog den veelomstreden heuvel 108 (ook wel Mont Sapioneul geheeten),
welke gelegen is in een lus bij de samenkomst van het zooeven genoemde
kanaal Aisne-Marne en het Canal Lateral de l'Aisne (zie schets 3). Om
dezen heuvel welke de overgangen over de Aisne en een deel van het
rivierdal beheerschte, is verwoed gestreden, en was hij langen tijd voor een
gedeelte in Fransche en voor de rest in Duitsche handen.
Ook op dit langgerekte heuveltje dat zich een 20 a 30 m. boven het voor
terrein verheft, is de mijnoorlog in grooten stijl toegepast en zagen wij er
verscheidene enorme kraters, waarvan de Zuidwestelijkste vrijwel de geheele
punt van den heuvel had weggeblazen; wij schatten de diepte van den krater
op een 30 m. en de bovenwijdte op 50 a 60 m. Naar men ons vertelde was
dit een product van Duitschen mijnarbeid, waarbij de met 20.000 kg. spring
stof geladen mijn bij het springen 2 geheele Fransche mineurcompagnieën,
welke ook aan het mijnwerk bezig waren, mede opblies.
13. Van Berry-au-Bac reden wij over Corbeny naar Craonne, gelegen
aan het Oostelijke einde van den Chemin des Dames, den weg waarlangs
eertijds de „Dames de la Cour de Compiègne" zich begaven naar Reims
(Schets 3).
De Chemin des Dames gaat over een in algemeen Oost-West richting
loopenden hoogterug van Craonne tot L'ange Oardien. In het Noorden
wordt de rug begrensd door het modderdal van de Ailette (2 km. Noord
van de kam), in het Zuiden door het dal van de Aisne (6 km. Zuid van de
kam). De ongeveer 25 km. lange weg loopt van Craonne ovei Hurtebise,
Cerny-en-Laonnois, Braye-en-Laonnois naar L'ange Oardien.
De hoogte van den Ianggerekten rug is ongeveer 200 m., dat is gemiddeld
100 a 150 m. boven de omliggende dalen. De rug heeft zoowel in Noordelijke
als Zuidelijke richting tal van uitloopers, welke door diep indringende ravijnen
van elkaar zijn gescheiden; de uitloopers in het Noorden zijn kort echte
bastionvorming en steil, die naar het Zuiden zijn langer en breeder.
Deze zeer sterke stelling, gelegen tusschen de groote wegen van de Neder
landen naar Noord-Frankrijk, de wegen van Laon naar SoiSSONS en van Laon
naar Reims, is dan ook van oudsher een brandpunt van den strijd geweest.
Wij herinneren slechts aan den strijd van Napoleon tegen Blücher's Silezische
leger in Maart 1814 bij Craonne en FIurtebise; toen Napoleon met 40000
man van Reims over Berry-au-bac naar Laon opmarcheerde, en Blücher met
een deel van zijn troepen van Soissons uit, over den Chemin des Dames