1101 Generaal Mangin had toen delaten wij het maar noemen geniale ge dachte, om alvorens den aanval met zijn Xe Leger te beginnen, eerst weer tot den bewegingsoorlog te komend. w. z. in plaats van het stellingfront met zijn uitgebreide loopgraafstelsels en prikkeldraadvelden, een front uit den bewegingsoorlog vóór zich te scheppen, om als dat gelukt zou zijn daarna met de middelen van den modernen bewegingsoorlog de doorbraak te vol tooien. Hij zette daarom een serie „betrekkelijk" kleine aanvallen in, nu links, dan weer rechts, zonder den vijand een oogenblik verpoozing te gunnen, en alle met een beperkt doelaldus werd den vijand geen tijd gelaten om op adem te komen en een nieuw afweerfront te bouwen. Deze periode van „attaques préliminaires" begon op 14 Juni 1918 en duur de vrijwel zonder onderbreking voort tot het tijdstip van de groote door braak op 18 Juli. Om hunne bedoeling te typeeren noemen wij hier enkele van de belangrijkste aanvallen op 28 Juni: 11e en 153e Div. breken over 7 km. front 1500 m. door (tot over het CoEVRES-ravijn) en maken 1100 gevangenen. 2 en 3 Juli: 15e en 55e Div. voeren 2 coups de main uit N. van de Aisne 1000 gevangenen. 8 Juli: le en 87e Div. dringen over 3'/2 km. front 1000 m. door bij Chavigny eenige honderden gevangenen. Het Duitsche Reichsarchiv-werk zegt van deze aanvallen „An dem Frontabschnitt zwischen Oise und Marne blieb es lebhaft. Der „Feindsetzte seine Vorstösze mit nur kurzen Unterbrechungen fort. Vom „14 bis zum 18 Juni griff er taglich anDie Zeit van 19 bis 27 Juni „brachte nicht weniger als 6 feindliche Unternehmungen kleineren oder „mittleren UmfangsWahrenddessen nahmen die Teilvorstösze des „Gegners ihren Fortgang. Wieder waren sie zumeist erfolgreichNach „einer kurzen Ruhepause nahm der Feind bereits am 6 Juli seine Angriffe „wieder auf. enz. De Duitschers, die langzamerhand deze beperkte aanvallen begonnen te onderschatten, waren van oordeel, dat„Ce fou de colonial s'amuse a nous embêter"; zoodat toen de werkelijke aanval op 18 Juli losbrak, deze door de Duitschers te laat op zijn volle waarde werd geschat, met het gevolg, dat de Franschen den grooten weg van Villers CotterêtS naar Soissons in één sprong bereikten. Dat overigens de „colonial Mangin" evenmin gek was als zijn groote voorganger, de „colonial Galliéni", in September 1914, bewees ons een blik op het „Plan Directeur" van 18 Juli 1918 Vóór het front van Mangin nu was op het „plan" maar één loopgraaf geteekend en geen enkele ijzer draadversperring meer, de zuivere bewegingskrijg dus; terwijl vlak ten Zuiden van Mangin's front, vóór het Vie Leger, het Duitsche front het gewone stellingtype nog vertoonde met zijn vele rijen loopgraven en uitgestrekte prikkeldraadvelden Terloops zij vermeld, dat onze mentor de Overste Lestien steeds smulde, als hij van de „coloniaux" kon vertellen. Zoo deelde hij o.a. ook mede, dat de eenige Fransche regimenten, welke de twee fourragères mogen dragen (de roode en de groene fourragère, zijnde de hoogste oorlogsonderscheidingen, door Pétain in 1917 ingesteld) het Vreemdelingenlegioen en het Regiment Zouaves du Maroc zijn. Voorts vertelde hij nog, dat het regiment dat procents gewijze in den oorlog de minste verliezen had geleden, en dat toch aan alle zware aanvallen (a tous, Messieurs!) had deelgenomen, het Vreemdelingen legioen was„Mais, ce sont des soldats de métier, ils ne sont pas fous Een „plan directeur" is een kaart op groote schaal, waarop alle loop graven, batterijstellingen, versperringen e. d. van vriend en vijand zijn ingetee- kend, en welke teekening voortdurend wordt bijgehouden, al naar gelang wijzigingen bekend worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 79