uiterst moeilijk zal zijn om daarin verandering te brengen, daar voor zou wijziging van het volkskarakter noodig zijn. De toenmalige Directeur van Landbouw, de heer Sibinga Mulder, was daarom van meening dat, wil men werkelijk voldoende over schotten verkrijgen, de oplossing van het vraagstuk slechts kan worden gevonden in de vorming h. 1.1. van grootbedrijven voor de rijstteelt, waarbij menschelijlce en dierlijke werkkracht in hoofd zaak zal worden vervangen door mechanische. Om te trachten die oplossing te vinden, nam de Regeering in begin 1919 een proef te Selatjaran aan de samenvloeiing van de rivier van dien naam met de Moesi. Deze proef, welke het Land is komen te staan op f 1.200 000, moet als mislukt worden be schouwd. U zult zich herinneren, dat over deze kwestie heel wat te doen is geweest. De heer S.M. weet de mislukking in hoofd zaak aan phytopathologische oorzaken en achtte een nieuwe proefneming b. v. bij Tjassem gewenscht, doch de pecuniaire toestand van Indië was hiervoor een beletsel. De geldelijke uitkomsten van de proefneming in Zuid-Sumatra geven weinig hoop dat het machinale rijstbedrijf ons nader bij de oplossing van het vraagstuk zal brengen de kostprijs van de aldus geproduceerde rijst was n. 1. beduidend hooger dan de Javaprijs. De Regeering heeft het dan ook bij die eene proefne ming gelaten. Met het voorgaande heb ik het rijstvraagstuk voornamelijk be handeld, zooals dat bezien werd in het licht van den crisistijd. De toestanden hebben zich echter inmiddels gewijzigd, zoodat de oud-Directeur van Landbouw, dr. Rutgers, in 1926 in een vergadering van het Indisch Genootschap dan ook een nieuw geluid kon doen hooren. Ook deze deskundige was van meening dat, hoe aanzienlijk de uitbreiding der bouwvelden van de Inlandsche bevolking de laatste 25 jaren ook geweest is, deze in de naaste toekomst, ondanks verbetering van irrigatie en ontginning van woeste gronden (zooals b. v. Zuid-Banjoewangi) onmogelijk gelijken tred zal kunnen houden met de toename der bevolking, welke voor Java werd geschat op 800.000 zielen per jaar (ik vond hiervoor 330.000 of nog geen 1%), waarvan het aantal rijstproducenten door uitbreiding van den Europeeschen landbouw en de teelt van handels-gewassen door den Inlander, steeds afneemt. Dr. Rutgers meende echter te kunnen aantoonen, dat het tekort aan rijst niet telken jare grooter wordt, dat het rijstgebruik per hoofd der bevolking afneemt, zonder dat zulks een bedenkelijk verschijnsel mag worden genoemd en dat de oplossing van het vraagstuk der voedselvoorziening van Indië als geheel niet in het machinale rijstbedrijf gezocht moet worden. Op verschillende punten weken deze conclusies af van de in zichten van den vorigen Directeur van Landbouw, den heer 1031

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 7