1105
Het is niet te verwonderen, dat de Samurai doordrongen van zulke denk
beelden, zich verhief tot een zeer groote hoogte van moreele adel en bruik
baarheid als krijgsman.
Alle luxe schuwend, ja zich zelf een Spartaansche zelf-opvoeding opleggend,
was het een trouw volgeling van het Keizerlijk hof.
De dood werd niet beschouwd als een wettig middel om aan de zorgen
des levens te ontkomen. De zelfmoord werd gelast door den leenheer als
een zoenoffer voor eene overtreding en het was de plicht van den Samurai
om dien last zonder tegenspraak uit te voeren, zijn troost vindend in het feit,
dat het een privilege was van zijn „soldaat zijn" te sterven door zijn eigen
zwaard en niet door de handen van een beul.
Tot zelfmoord nam de Samurai zijn toevlucht, wanneer oneer of schande
een smet wierp op zijn militairen levenswandel, wanneer hij in gevaar ver
keerde of in den strijd in handen zijner vijanden was gevallen. Dat deze
traditioneele gewoonte tot in den modernen tijd gehandhaafd bleef, alhoewel
in veel mindere mate, bleek ,toen de oud-strijder, Veldmaarschalk Nogi,
de veroveraar van Port-Arthur, Junshi-Seppuku (Hara-kiri) pleegde bij de
begrafenis van zijn Keizer (Meiji) (1912). Nog later in 1928 pleegde de marine
attaché in Moskou hara-kiri. De geest, die de „Bushido", het wetboek der
Samurai, bezielde, manifesteerde zich in deze daden.
Het zwaard, zoo zagen we hierboven, was het voornaamste wapen van den
Samurai vanaf de 10e eeuw. Hij schatte en schat nog de waarde van het
gebruik daarvan zeer hoog met uitsluiting van andere wapens. Nog is het
sabelschermen de voornaamste ontspanning voor den Japanschen officier. De
Samurai droeg minstens 2 sabels, een lange en een korte. De eerste werd in
den strijd gebruikt en de korte voor zelfmoord in laatste instantie of wel
om zijn overwonnen tegenstander den genadeslag toe te brengen, want
kwartier geven, verwachtte noch gaf hij. Ten dien tijde droeg de Samurai
ook een harnas, dat niet nauw aansloot aan het lichaam, dat het beschermen
moest, doch meer afhing van den schouder.
De beginselen bij het oorlogvoeren in acht te nemen, vinden we neer
gelegd in het beroemde „Book of War" samengesteld door de Chineesche
generaals Sung en 'Ng. Het werd vertaald door den Luitenant-kolonel
E. F. Calthrop, waaruit we de volgende aanhalingen doen
„Een leger, dat een aanvallenden veldtocht onderneemt, moet tweemaal zoo
„sterk zijn als de vijand.
„Als de tegenpartij eene domineerende stelling heeft ingenomen, trek dan
„om zijn flanken; ga niet over tot een frontaanval.
„Als ge hem kunt omsingelen, laat dan één weg vrij, opdat hij kan ont
snappen, want wanhopigen vechten onstuimig.
„Bij een marsch, zij snelheid Uw doel".
„Als ge een rivier moet overtrekken, plaats dan Uw voorhoede en Uw
„achterhoede op een afstand van de oevers.
„Als de vijand een rivier moet overtrekken, Iaat hem dan goed tot die
„handeling overgaan, alvorens hem aan te vallen.
„Doortrek geen met struikgewas bedekt terrein, of ravijn, noch bosch, alvorens
„Uw verkenners die grondig hebben onderzocht.
Dergelijke grondregelen werden door de oude Japansche strategen overge
nomen, maar aan den anderen kant ontwikkelden de tactische ideeën zich maar
zeer langzaam. De voortreffelijke gevechtswaarde van den Samurai zal wel
niet vreemd aan deze omstandigheid zijn.
Krijgslisten en sluwe zetten werden veelvuldig toegepast. Geregelde veld
slagen, die zich ontwikkelden in een reeks van individueele gevechten, waren
regel. Een leger bestond uit kleine eenheden, ieder onder een commandant.
Ieder man koos zich een tegenstander, van een melée was zelden sprake. De
etiquette eischte, dat een plan om tot den aanval over te gaan werd aange
kondigd door een fluitende pijl, daarna een luid gekrijsch, dat, zoo verlangde