Sibinga Mulder, zooals gepubliceerd in Ec. Stat. Berichten jaar gang 1924, die o.m. tot de conclusie was gekomen, dat het rijst- gebruik per hoofd toeneemt, tot welke conclusie in 1919 ook de heer Koens in het Alg. Landbouwweekblad was gekomen. Er heerscht dus onder deskundigen verschil van meening om trent de vraag of het rijstverbruik per hoofd der bevolking toe- dan wel afneemt. Aangezien een juiste uitspraak over dit punt van belang is, heb ik de moeite genomen om het rijstverbruik per hoofd van de bevolking uit officieele gegevens (verslagen van Handel, Nijverheid en Landbouw, Statistisch jaaroverzicht en Jaaroverzichten van den in- en uitvoer) zoo nauwkeurig mo gelijk te berekenen. Het resultaat daarvan heb ik vastgelegd in staatje I. Het totaal verbruik de oogstopbrengst 4- het import-excedent. Deze totalen in kg. over de jaren 1922 tot en met 1929, gedeeld door het totaal aantal zielen, geven de verbruikscijfers per hoofd en per jaar in kg. U ziet uit het staatje dat het verbruik per hoofd vrij constant is, in de laatste 2 jaren zelfs absoluut constant. Nu zou ik niet gaarne het voorbeeld van den heer Sibinga Mulder of zijn opponent den heer Rutgers volgen en beweren dat dus het rijstverbruik constant blijft, al zou mijn op officieele gegevens steunende berekening mij daartoe misschien recht geven. Mijn berekening gaf mij slechts de overtuiging, dat aan elkaar tegengestelde conclusies als deze deskundigen uit de Statistieken meenden te mogen trekken, zeer gevaarlijk zijn. Overigens valt er niet over te redetwisten, dat het rijstverbruik afhankelijk is van wisselvallige factoren, voornamelijk van de prijzen der rijst en andere plantaardige voedingsmiddelen en van de koopkracht der bevolking. Het rijstverbruik neemt dus noch toe, noch af, het is wisselvallig. Wat de toekomst ons ten deze zal brengen, daaromtrent valt niets te voorspellen. Dat statistieken een gevaarlijk wapen zijn, zelfs in de handen van deskundigen, bewijst U staatje II, aangevende de getallen van het rijstverbruik per hoofd van 1916 toten met 1924, waaruit de hr. Rutgers de conclusie trok, „dat het rijstverbruik per hoofd gestadig afneemt". Het zal U aanstonds duidelijk zijn dat het rijstverbruik in 1924 minder was dan in 1916, doch van een gestadige afname van het verbruik blijkt uit het staatje niets. Gelet nu op den voortdurenden bevolkingsaanwas, waarvan het aantal niet-producenten nog immer toeneemt, in aanmerking ge nomen voorts dat volgens deskundigen, althans wat Java betreft, de oogsten met de thans aangewende middelen niet belangrijk kunnen worden opgevoerd en ten slotte, dat van een geregelde afname van het rijstverbruik per hoofd niets is gebleken, zoo valt vrij zeker te voorspellen, dat Indië in de naaste toekomst niet minder afhankelijk van het buitenland zal blijven dan het 1032

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 8