1114 door en voor in burgerkleeding in het openbaar verschijnende militairen. In het reglement op den Inwendigen dienst der infanterie lezen we o. a.„Zijn een meerdere of een mindere, dan wel beiden in burgerkleeding, dan is de mindere verplicht tot groeten wanneer hij geacht kan worden den meer dere te kennen" terwijl in het reglement op de eerbewijzen voor de Marine o.a. de zinsnede voorkomt: „Ten overvloede wordt er hier de aandacht op gevestigd dat de militair alleen verplicht is zijn meerdere in rang te groeten, wanneer beiden in uniform gekleed zijn". Voorts maakt W. een aanvang met een beschouwing getiteld „De Loti- densche vlootconferentie en hare voorloopers". Onder wenschen uit de practijk roert H. van Altena de kwestie aan van het al of niet geoorloofd zijn van bestraffing bij het indienen van een reclame. De schrijver wijst op een naar zijn meening bestaande inconsequentie in de Handleiding Onderzoeken en art. 27 R. K. jo. art. 8 van het Recht van beklag. Ten slotte Vereenigingsnieuws en persoverzicht. C'. 9. TIJDSCHRIFTENOVERZICHT. Opleiding. Mil. Wochenblaft. No. 2. Juli 1930. „Gedanken über Nahkampfausbildung" Wie dezen gedachtengang (nl. dat voor de uitvoering van een technisch moeilijke oefening een bepaalde lichamelijke ontwikkeling aanwezig moet zijn) op het onderricht in het handgemeen (boksen en jiu-jitsu) overbrengt, zal moeten toegeven, dat hiervoor een bijzonder hooge graad van algemeene lichamelijke geschiktheid noodig is, want boksen of jiu-jitsu eischt een in hooge mate technisch kunnen en is veelzijdiger dan de meeste andere takken van sport. Het heeft dus eerst dan zin met leerlingen aan het onderricht in de techniek te beginnen, wanneer deze in een bepaalde graad lichamelijk „gewandt, beweglich, ausdaurend, schnellkraftig enz. zijn". In hetzelfde nummer: „Militcirische Fünfkampfe". „Nauwgezet moet men het opleidingsdoel voor de sectie of voor de klas voor een kwartaal bewerken en bekend maken. Zeer aanmoedigend werkt het dan, wanneer op eenigerlei wijze die arbeid, of ten minste een voornaam deel daarvan, openlijk getoond kan worden. Dat kan bij grondige inspecties het geval zijn, welke tegenwoordig steeds zeldzamer worden; dat kan echter ook zeer goed in den vorm van een wedstrijd geschieden". Schr. geeft twee voorbeelden van een vijfkamp. Allgemeine Schweiz. Militarzeitung. No. 6. Juni 1930. „Griindlichkeit und Initiative im Détaildienst". „Zonder zelfvertrouwen is de mensch niet in staat het beste te presteeren, zijn aandacht te spannen, zijn innerlijke onzeker heid te bestrijden en zich het noodzakelijke gevoel van zekerheid eigen te maken. En deze zekerheid moet zich, om duurzaam te zijn, om ook in tijden van gevaar en van strijd stand te houden, op het voor den enkelen man volgens zijn rang noodzakelijke kennen en kunnen steunen". Voorschriften. Mil. Wochenblatt. No. 1. Juli 1930. „Studiën zur Vorschrift F.u.G." Gewezen wordt op de twee richtingen, welke in 't algemeen zijn te ontdekken in de voorschriften, nl. de Duitsche en de Franschede andere groepeeren zich, met uitzondering van het Engelsche voorschrift, dat naast veel Fransche ideeën, toch ook veel origineels biedt, om een van beide. Het Duitsche voorschrift is echter reeds van 1921, de Fransche en Engelsche zijn beide reeds vernieuwd. De vraag wordt daarom behandeld, welke eischen aan een nieuwe F. u. G. gesteld dienen te worden in verband met de onvolkomenheden van het thans bestaande voorschrift. Schr. geeft beschouwingen over de ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 92