1115
hoogde vuuruitwerking, motoriseering, ontplooiing en ontwikkeling, gereed-
stelling, de samenwerking tusschen infanterie en artillerie, samenwerking met
luchtstrijdkrachten en vechtwagens, alle zaken, welke in het bestaande voor
schrift op onvoldoende wijze worden geregeld en derhalve herzien dienen
te worden.
Tactiek.
Mil. Wochenblatt. No. I. Juli 1930. Hinhaltender Kampfder Weg zum
Siege", (n.a.v. het artikel in M. W. no. 48: Hinhaltender Kampf und Volks-
charakter"). „Het gevecht om tijdwinst bestaat niet uit het voortdurend
uitwijken voor een vervolgenden tegenstander. Dat zou ook niet lang met
succes kunnen worden toegepast tegenover een overmachtigen, krachtig aan-
gevoerden tegenstander, die over alle hulpmiddelen van moderne legers be
schikt en die ook vastberaden weet aan te wenden. Voor het gevecht om
tijdwinst geldt, evenals voor ieder andere soort van gevecht als hoogste gebod
den tegenstander met alle middelen afbreuk doen, hem personeel en materieel
te verzwakken. Hiertoe biedt de aanval de meeste uitzichten op succes". „Het
wezen van het gevecht om tijdwinst kenteekent zich in „der Wendigkeit von
Fiihrung und Gefecht". Met andere woorden, het zal slechts dan mogelijk zijn
het gevecht om tijdwinst gedurende langeren tijd met een minderheid aan
krachten te voeren, wanneer het gelukt den vijand in zekere mate in een
gevoel van vrees en ongerustheid te houden".
Mil. Wochenblatt. No. 1 Juli. 1930. Die Kavalleriepatrouille"„Men
onderscheidt bij de cavalerie verkennings- en gevechtspatrouilles. De eerste
worden door de verkenningsafdeelingen van een cavaleriedivisie en door het
voorhoede-eskadron van een cavalerie-regiment c. q. door dit regiment direct,
wanneer het betreft een marsch in de richting van den vijand, uitgezonden!
Gevechtspatrouilles daarentegen moet ieder eskadron, dat in gevecht is, in
zijn gevechtsstrook vooruit schuiven. Een bepaald onderscheid tusschen de
verkennings- en de gevechtspatrouilles bestaat in de sterkte". „De patrouille
van een verkenningsafdeeling mag nooit beneden 1/7, beter nog 1/11 (1 com
mandant en 7 man resp. 1 commandant en 11 man), dat zijn 2 tot 3 afdee-
lingen van 4, sterk zijn. Rekent men bij een marsch in de richting van den
vijand ook zonder op hem gestooten te zijn slechts met 3 berichten per
dag, dan is de patrouille nog slechts 1/4 sterk, wanneer ze 's avonds ergens
haar nachtkwartier betrekt".
In het zelfde nummer nog een artikel„Die Schiitzengruppe im Gefecht".
„Volgens onze voorschriften verloopt het moderne infanterie-gevecht toch zóó,
dat de geweer- en de lichte mitrailleurgroepen zich onder vuursteun van de
artillerie en van de zware infanterie-wapens, en door een goed gebruik te
maken van het terrein, tot zóó dicht aan den vijand vooruitwerken, als het
de vijandelijke vuuruitwerking toelaat, zonder zelf het vuur te moeten openen.
Dwingt de vijandelijke vuuruitwerking tot blijven liggen, dan openen ook
de lichte mitrailleurs het vuur, waaraan dan ook meer en meer de geweer-
groepen deelnemen om hunnerzijds weer het vooruitspringen van de lichte
mitrailleurgroepen mogelijk te maken. Zoo werken zich onder voortdurende
wisseling van vuur en beweging de geweergroepen verder vooruit naar den
vijand waarbij de geweergroepen van het geweer, onder volle benutting van
»J-e's^unSsfShigkeit" op de middelbare en in 't bijzonder op de kleine
afstanden, overal daar gebruik maken, waar zij het vuren der lichte mitrailleurs
kunnen aanvullen of moeten vervangen".
Mil. Wochenblatt. No. 2. Juli 1930. Der Infanteriezug in den Heereti
der europaischen Hauptmachte''„Zoo verschillend als de meeningen in de bij
zonderheden ook zijn mogen in de buitenlandsche legers over de vechtwijze,
in een opzicht, toonen ze een merkwaardige overeenstemming. Deze bestaat
'J1 5*e „esch°uw'ng van de „Feuertatigkeit der Schützengruppen". Overal is
duidelijk erkend, dat de rol van het geweervuur in de eeuw van den mecha-
nischen oorlog (Maschinenkrieges) als factor ter verkrijging van het vuur-