1119 a. Les chars de combat. 1. Véhicules de combat blindés I b. Les autos-mitrailleuses (Armoured cars). 2. Véhicules automobiles spéciaux pour 1' artillerie. 3. Véhicules tous terrains pour le transport des ravitaillements, des munitions et des troupes. 4. Véhicules automobiles pour le transport sur routes. In het slot van dit eerste deel zien we dat, behalve de artillerie-tractors, de TIEl-tank en zijn chassis nog geen nieuw ander materieel definitief is aange nomen, aangezien nog geen enkel werkelijk aan de gestelde eischen heeft voldaan. In No. 108. het vervolg lezen we betreffende Amerika onder „Projets" dat voor 1931 is voorgesteld de vorming van een gemotoriseerd detachement, waar van de juiste samenstelling echter nog niet bekend is. „In 1931 zullen de troepen welke bestemd zijn om in de samenstelling van het detachement te worden opgenomen, worden vereenigd, maar de uitrusting met modern materieel zal worden uitgestrekt over drie jaar, zoodat de noodzakelijke kosten ervan over drie oefenjaren zullen worden verdeeld. Bijgevolg zal het eerst in 1933 zijn, dat het detachement van al het noodige materieel zal zijn voorzien; in 1931 en 1932 zal er dus nog oud materieel aanwezig zijn voor 2/3 en voor 1/3 deel in het eerste en laatstgenoemde jaar". Mechaniseering. Mil. Wochblatt. No. 3. Juli 1930„Technischer Rundblick", kolonel Bliitn- ner. Besproken wordt het voorstel van kapitein Lucas in „Chemical Warfare" No. 7, 1929 om gaswerpers in vechtwagens in te bouwen en dergelijke gas- werpercompagnieën aan snel verplaatsbare gepantserde troepen mede te geven. De Christie-tank zou als „gelandegangige" affuit voor den 10,7 cm. gaswerper kunnen dienen en met 3 man bediening 140 projectielen gaswerper-munitie (scherf-, rook- en gasmunitie) en een zelflaadgeweer met 1000 patronen meevoeren. De munitiewagens zouden zich van de gaswerperwagens slechts daardoor onderscheiden, dat ze met 16 schoten gasmunitie meer uitgerust zijn. De compagnie zou uit 2 sectiën met ieder 4 werpers en 2 munitiewagens bestaan, verder uit de „riickwartigen Staffel" (vrachtauto's met munitie, brandstof, water, bagage, levensmiddelen, keuken). Pantserauto's. Mil. Wochenblatt. No. 1. Juli 1930. Zwei tieue Straszenpantzer", ma joor Dr. Heigl. Besproken wordt de tot de modernste en beste pantserauto's behoorende P A 3, welke in het Tsjechische leger is ingevoerd. Deze heeft een draaitoren met mitrailleur en nog twee andere mitrailleurs in een voor uitstekend gedeelte van den wagen in de lengteas. Pantsering is dik 572 mm. Een 80 pk. Skodamotor geeft de pantserauto van 7 ton gewicht een maxi mum snelheid van 50 km. per uur. De tweede pantserauto is een nieuwe Fransche wagen, waarvan de naam zelfs nog onbekend is, welke in 1929 het eerst werd gebruikt, vermoedelijk een Berlietwagen met als bewapening een mitrailleur en misschien nog een kanon van 37 mm. Ten slotte wordt nog de aandacht gevraagd voor een nieuwen Carden Lloydtank Mk. VI van nauwelijks 1400 kg. en 45 km. snelheid per uur. Foto's verduidelijken den tekst. The Cavalry Journal. Juli-nummer 1930. Motorization and mechaniza tion in the cavalry'', majoor G. S. Patton. „Wanneer het aantal en de toe stand der wegen het gebruik van de „wheeled-type armoured car" mogelijk maken, zullen deze wagens strategische voelhorens aan de cavalerie geven. Hun rol is er een, gelegen tusschen vliegtuig en paard. Hun snelheid stelt hen in staat spoediger contact op te nemen". „Aan den anderen kant maakt hun onmogelijkheid van het verlaten van de wegen of om 's nachts te opereeren hen ongeschikt voor tactische verkenning en bovendien de kans zeer klein, dat ze door het vijandelijk scherm zullen heendringen om de plaats van de hoofd-strijdkrachten van den tegenstander vast te stellen".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 97