Zooals uit vorenstaanden staat blijkt was het aantal veldbataljons- inmiddels met nog 2 bataljons uitgebreid n. 1. met het 19de en 20ste bataljon. Deze korpsen werden onderscheidenlijk in het jaar 1901 in de legersamenstelling gebracht, i) De oprichting van de korpsen valt voorts af te leiden uit de data van uitreiking van de vaandels n. 1. aan het 19de bataljon op 20 Nov. 1901 te Malang en aan het 20ste bataljon op 15 Nov. 1901 te Weltevreden. Ten slotte werd de rij der veldbataljons gesloten met het 21ste, dat in 1912 2) zijn intrede deed, en te Buitenzorg werd gelegerd. Zoo zien we dus in 1912 het leger op den top voor wat betreft het aantal veldbataljons. Deze toestand is bestendigd gebleven tot 1922 toen het aantal veldbataljons met één werd verminderd, doordat het ter Sumatra's Westkust gelegerde 17de bataljon werd omgezet in een garnizoens bataljon. De opheffing van het bataljon moet geacht worden op 2 Maart te zijn geschied. Sedert die opheffing waren dus weder alle veldbataljons op Java vereenigd. In 1925 toen onder den drang der bezuiniging werd besloten tot overname van de taak der gewapende politie door het leger zien we wederom een omzetting van veldbataljons in garnizoens- infanterie. Genoemde overname bracht n. 1. met zich, dat de 2 veldbataljons buiten reginrentsverband tot garnizoensinfanterie in de Buitengewesten werden omgevormd. De opheffing van deze bataljons het waren het 6de en het 18de bataljon kreeg onderscheidenlijk 1 Juli 1925 en 15 April 1925 haar beslag. De vaandels dezer bataljons alsmede van het 17e bataljon berusten nog bij het Departement van Oorlog. Hiermede mogen we besluiten, in de hoop, dat het ons gelukt zal zijn, zonder in een al te droge opsomming van feiten en organi saties te vervallen, den lezers van het I. M. T. een indruk te hebben gegeven van de voornaamste gebeurtenissen op organisatorisch gebied in ons leger in het algemeen en ten aanzien van de veld bataljons in het bijzonder. Omtrent het laatste tijdvak waren we opzettelijk beknopt, omdat sedert 1914 alle wederwaardigheden op organisatorisch gebied uit voerig in de Wetenschappelijke jaarberichten zijn behandeld. We eindigen met den wensch, dat in de komende tijden het leger zijn taak zal kunnen vervullen op even smettelooze wijze als in het achter ons liggende tijdvak ten bate van een rustige ontwik keling dezer gewesten en tot eere van Vorstin en Vaderland. 1154 K.B. Januari 1901 No. 59 Stbl. No. 166. 2). K. B. 5 Febr. 1911 No. 71 Ind. Stbl. No. 264.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 26