Het gaat thans evenwel niet alleen om een aantal honderdjarige
veldbataljons. Neen er is plaats voor een veel gewichtigere her
denking, n. 1. voor het eeuwfeest van het Indische
leger. En in dit verband moet het ons van het hart, dat het
menig soldatengemoed in vervoering zou brengen, wanneer dit
eeuwfeest er toe zou leiden, om het Indische leger, evenals het
andere deel van de weermacht „de Vloot" en bijvoorbeeld het korps
marechaussee in Nederland, het predicaat „Koninklijke" te doen
voeren.
We zeggen hier met voordracht niet „in haar Vaandels zou
mogen voeren" omdat zooals bekend de bataljonsvaandels en de
Standaard der cavalerie reeds het opschrift dragen „Konink
lijk Nederlandsch Oost-Indisch Lege r".
Dit brengt ons er toe om alvorens den lezer wat rond te leiden
in den tuin der organisatiën, even af te dwalen en stil te staan bij
onze eerste vaandels.
Onder het vele dat ons leger, om zeer voor de hand liggende
redenen, heeft ontleend aan het leger in het moederland, behooren
ook de krijgsteekenen. In 1818 schonk Z. M. de Koning aan iedere
afdeeling infanterie in het Moederland een vaandel, waarvan de
plechtige uitreiking in 1820 plaats vond.
In die jaren bestond de weermacht te land in deze gewesten uit
onderdeelen, welke van uit Nederland waren uitgezonden, h. t. I.
aangevuld met inlandsche troepen, zoodat het geen verwondering
behoeft te baren, dat bij de officieren van het h. t. 1. verblijvende
Regiment Infanterie van Linie No. 18 ook de wensch opkwam, om
dezelfde Koninklijke gunst te mogen erlangen en dat die wensch
door de autoriteiten h. t. 1. ter kennisse van Z. M. de Koning werd
gebracht.
Het antwoord was dat de korpsen Infanterie in de Oost-Indische
bezittingen op gelijken voet van formatie zouden worden gebracht
met die van dat wapen in Nederland, tengevolge waarvan 3 Af-
deelingen Nationale Infanterie werden geformeerd en aan ieder dier
afdeelingen een vaandel en aan het regiment huzaren (No. 7) een
standaard werd geschonken. De 3 afdeelingen waren de 18e, de
19e en de 20ste, onderscheidenlijk samengevoegd uit het regiment
infanterie van linie No. 18, het 19e, 20e, 21e, 22ste bataljon en
het 23e, 24e, 25e (of garnizoensbataljon) en 26e (Inlandsche In
fanterie-) bataljon.
In Januari 1824 werden deze vaandels uitgereikt, zij droegen als
opschrift 18e (19e of 20e) Afdeeling (d.i. regiment) Infanterie. O
Deze benoeming en nummering doen vermoeden dat de weer
macht te land in Indië toenmaals nog geheel als een deel van het
leger in het moederland werd beschouwd.
1130
Zie o. a. M. T. 1893 No. 7. Geschiedkundig Overzicht onzer Vaandels.