Na nog deelgenomen te hebben aan eenige kleine operaties in
de IV en VI Moekims werd het R. H. 2 einde 1876 in zijn geheel
te Koeta Radja ondergebracht.
Ter voltooiing van het programma van den Generaal Pel,
n. 1. het onderwerpen van geheel Groot Atjeh, werden den
25en Januari 1877 de operatien weder aangevangen De Colonne
bestemd voor de onderwerping van Kroeëng Raja en om
geving, waarbij o. a. het R. H. 2 was ingedeeld, ankerde
den 26en Januari 's morgens te 5 ure in de baai van dien naam.
Dadelijk daarop werd tot de landing overgegaan. De 3e compagnie
landde het eerst en nam een stelling in ten einde het debarquement
van de andere troepen te dekken. Toen dit geschied was, werd de
kpg. Raja onder dekking van een peloton Inf. verkend door den
len Luitenant Haver Droeze en den Kapitein Palmer, (een Engelsch
staf Officier die ingedeeld was bij den staf van den Colonne
Coimidt., den Majoor P. E. J. H. van Dompseler tevens Comdt.
van R. H. 2.). Een heuveltop die het omliggende terrein
beheerschte werd bezet, doch weldra bleek, dat de kpg. geheel
verlaten was. Van den heuveltop kon men de vluchtende bevolking
nog waarnemen.
Den 27en rukte de Colonne op naar Ladoeng en Lambaroe-
Angan teneinde zich te vereenigen met de te Koeala Loë gelande
Colonne, om gezamenlijk op te rukken naar kpg. Lamnga. Den 29cn
voorwaarts rukkend bevond men dat Lamnga verlaten was, deze
kpg. werd bezet door 2 compagnieën van R. H. 2. In den namiddag
werd de sterkte Lamnga beschoten doch overigens hield de bevol
king zich rustig. Van hieruit werd den 30sten opgerukt naar het
zwaar versterkte Lambadak.
Bij de aanvals-Colonne, waarbij de Kol. v. d. Heijden, waren 2
compagnieën Afrikanen van R. H. 2. De andere 2 compagnieën,
waarbij de Korpscommandant, volgden met de overige troepen en
de dwangarbeiders. Een smal pad in de richting van het object
volgend werd de aanvals-Colonne op haar flank hevig beschoten
vanuit kpg. Lampinang ook uit Lambada werd geschutvuur ont
vangen hetgeen ons geen nadeel berokkende.
De versterkte Missigit Lambada was gelegen in een met dicht
struikgewas begroeid terrein, dat door een kali van onze troepen
gescheiden was. Voor de bestorming werden 5 sectiën van R. H. 2
aangewezen, die, in breed front avanceerde, de Z. face van de ver
sterking zouden aantasten, terwijl andere troepen naar de Z. O.
iace werden gedirigeerd. De eerste stormcolonne onder den len
Luitenant G. Vink drong dadelijk door tot het opgegeven doel en
reeds had één hunner de borstwering bereikt toen de verdedigers
een kanonschot losten, dat ons 4 man aan dooden kostte (Afr.
korpl. Soen, Eur. sergt. Wittman, Afr. fus. Wuul en Boon) en 10
gewonden, waaronder de evengenoemde luitenant Vink.
1166