De uitwerking van dit moorddadig schot veroorzaakte een mo ment van aarzeling, maar weldra wisten de Officieren de troepen andermaal tot bestorming te doen overgaan, die volkomen gelukte. Een Afr. hoornbl. Vijl, die reeds bij het begin van het gevecht door een schotwond aan het hoofd gewond was, verbond zich zelf en voegde zich oogenblikkelijk weer bij de aanvallers. De vijand vluchtte en werd middels salvo's geheel uit elkaar gedreven. Te één uur n. m. was zijn stelling, die, als priesterschool, Missigit en graf van den vader van Toekoe Paja, bij de Atjehers in hoog aanzien stond, geheel in onze handen, ten koste van 4 dooden en 15 gewonden. Het R. H. 2 keerde nu naar Kota Radja terug, terwijl de 4e compagnie naar Lho Seumaweh ging en van daar den 28en Maart terugkeerde. Ten gevolge van een echec in begin Mei 1877 in Meulaboh, werd den 7en Mei versterking gevraagd. Hierop scheepten zich den 8en Mei 2 compagnieën van R. H. 2 onder Majoor P. E. J. H. van Dompseler in, om den 9en Mei te Meulaboh te debarqueeren. De Korpscommandant had opdracht het commando van de aldaar vereenigde troepen op zich te nemen en de kpg. Merbau, waar zich vele kwaadwilligen verzameld hadden te tuchtigen. Op het be stemde uur (3 uur n. m.) werden de troepen aan land gezet nabij de koeala Meulaboh en marcheerden van hier naar de versterking. Na een verkenning op den lOen, besloot de Colonnecommandant op den 1 len tot den opmarsch naar kpg. Merbau over te gaan. De Colonne werd geopend en gesloten door één compagnie van R. H. 2. De vijand vertoonde zich wel doch kon gemakkelijk mid dels salvo's verdreven worden enkele voorvechters, die tandak- kende standhielden werden neergelegd. Voor kpg. Merbau aangekomen werd halt gehouden en eenige salvo's afgegeven op den rand van bedoelde kampong. Daarna rukte men de kampong binnen en werd alles stelselmatig in de asch gelegd. Een sectie der marine landingsdivisie werd bij het opruimen van een Missigit in den rug aangevallen, waarna een verwoed gevecht ontstond. Een peloton Afrikanen van R. H. 2, de salvo's der mari niers hoorende, snelde oogenblikkelijk te hulp, waarop de vijand ijlings de vlucht nam onder achterlating van 8 gesneuvelden. Na aan de opdracht voldaan te hebben keerde de Colonne naar het bivak terug, om zich den 13en in te schepen naar Koeta Radja, dat den 14en werd bereikt. Eenige maanden later nam het 2e Bataljon (inmiddels was de benaming R. H. 2 verdwenen) onder commando van den Majoor P. E. H. van Dompseler wederom deel aan de expeditie naar Samalanga, onder den Kolonel van der Heijden. Het korps bestond toen uit 2 Eur. en 1 Inl. compagnie, terwijl de 4e compagnie als depot te Koeta Radja achterbleef. 1167

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 39