van Oorlog staan als de in de koloniën aanwezige Koninklijke
Nederlandsche Marine tot den Minister van Marine. Hoewel gelei
delijk aan een kloof ontstond en grooter werd, was er vóór 1830
geen sprake van een Indisch of Oost-Indisch leger.
Deze eenheid tusschen de deelen van de weermacht in Nederland
en h. t. 1. komt behalve in de vorengenoemde uitreiking van de
vaandels, ook tot uiting in het Koninklijk besluit van 19 Februari
1825 No. 97, waarbij de bronzen en zilveren medailles voor 12 en
24 jaar trouwen dienst werden ingesteld. De in het leven geroepen
bepalingen werden zonder meer ter opvolging naar Indië gezonden,
terwijl zij bij afzonderlijk besluit van toepassing werden verklaard
op het korps Mariniers dat onder den Minister van Marine ressor
teerde.
Toch treft het den naspoorder hier reeds dat 1. g. Koninklijk
besluit aan het leger h. t. 1. werd bekend gemaakt bij „Algemeene
Order". Wees dit al niet op een zich meer en meer verbreedende
kloof tusschen beide deelen van de weermacht i)
Van af 1830 manifesteert zich de wording van een zelfstandig
Oost-Indisch Leger, uitsluitend ressorteerende onder het Ministerie
van Koloniën, duidelijker. In dat jaar werd de eerste formatie van
dat leger vastgesteld. 2)
Het was deze formatie, welke de eerste was, die niet in het
„Recueil Militair" verscheen, en hoewel de vraag gewettigd is of de
staatrechterlijke verhouding van de landmacht in Oost-Indië tot het
Ministerie van Oorlog niet reeds eerder verbroken werd, 3) kan
gezegd worden, dat de scheiding in 1930 een voldongen feit was.
Sedert dien kenmerkt zich dat leger door eigen reglementen,
eigen algemeene orders 4) en worden de stamboeken in Indië:
opgelegd.
Voor zoover kon worden nagegaan heeft tot dusver niemand aan
getoond wat tot de scheiding tusschen de landmacht in Nederland
en die in Oost-Indië aanleiding heeft gegeven en hoe zij is tot stand
1132
Zie A. O. 1825 No. 9.
2) Besluit van den Gouverneur-Generaal van 4 December 1830 No. 1 A. O.
1830 No. 6.
3). Immers hoe zou het anders mogelijk zijn dat bij een reorganisatie,
welke het moederlandsche leger in 1829 onderging, aldaar een 18e afdeeling
werd opgericht, terwijl zooals hiervoor werd vermeld in Oost-Indië reeds
een 18e afdeeling als vaandelopschrift: „18e afdeeling Infanterie" bestond, en
tot 1830 bestaan bleef. (1. M. T. 1896 II blz. 8).
4). Ofschoon er zooals uit het voorafgaande reeds gebleken is vóór 1930
Algemeene Orders waren, dagteekent van dit jaar de officieele uitgave der
„Algemeene orders voor het Nederlandsch-Oost-Indisch leger" alsmede van de
„Dagorders voor het Nederlandsch-Oost-Indisch leger" ter Landsdrukkerij te
Batavia.