Het lager onderw.ijs bij de bataljons wordt bij circulaire van
27 Mei 1858 No. 1 geregeld en niemand kan meer zonder behoorlijk
onderwijs een graad bekomen, terwijl aan opleiding en instructie
meer zorg wordt besteed.
In Mei 1859 ontvangt de bataljonscommandant, Overste v. Welij
een telegram, dat het bataljon zich moet gereed houden om on
middellijk te kunnen afmarcheeren. De velduitrusting wordt uit
gereikt en begin Juni vertrekt het bataljon bij gedeelten naar
Semarang, waar het onder bevel komt van den Majoor Croesen,
bestemd om deel te nemen aan de 2e Bonische expeditie.
Groote bedrijvigheid heerschte te Semarang; het bataljon kreeg
180 tirailleurgeweren, benevens nieuwe ransels en glazen veld-
flesschen met rotan omwikkeld. Dagelijks werd grondig geoefend
en alles voor vertrek gereed gemaakt.
25 October scheepte het bataljon zich te Semarang in, sterk
20 Officieren en 698 minderen, verdeeld over 6 compagnieën,
waarna het 19 November aankwam ter reede van Sindjai, waar
de eerste operatiën zouden plaats vinden, en waar den 24en te
3 uur 's morgens gedebarkeerd werd. Commandant der expeditie
was de Luitenant-Genetaal van Swieten.
Het R. H. Bataljon, voorafgegaan door de Marinelandingsdivisie
werd tot voorhoede bestemd, het L. H. tot reserve. Bij de meeste
verrichtingen bleven de bataljons verder gescheiden, zoodat het
krijgsverslag een verdeeld geheel uitmaakt. De landing werd
vlot volbracht, niettegenstaande de moeilijkheden, die bij het
doortrekken van het slibachtig strand werden ondervonden. De
in een aaneengesloten rij liggende versterkingen des vijands werden
met groot élan bestormd en genomen onder de persoonlijke
leiding van Generaal van Swieten, waarna de vijand uitweek
naar Balla Nipa, doch deze kampong weder verliet bij de na
dering der troepen. Na een zwaren dag werd het Bataljon in Balla
Nipa vereenigd en werd in deze kampong bivak betrokken. Den
volgenden morgen bracht het inmiddels aangekomen 11e bataljon
bericht, dat ook de bentengs aan den mond der Langkarivier
waren ontruimd, waarop de expeditiecommandant besloot tot
herinscheping, waarmede den 25entel0uur voormiddag een aan
vang werd gemaakt. 1 December kwamen de transportschepen,
waarop zich het 4e Bataljon bevond, ter reede van Badjoa aan, waar
gedebarkeerd werd en opgemarcheerd naar kampong Tjilowe,
waar het den 5en aankwam, terwijl het 11e bataljon, benevens
de cavalerie en artillerie bereids in den zoom van deze kampong
waren gelegerd. Het bataljon kreeg daar order, dat het, ingedeeld als
voorhoede, deel zou uitmaken van de colonne, die tegen Boni opruk
ken zou, terwijl bij de voorhoede werden ingedeeld een sectie
houwitsers en een peloton cavalerie. Spoedig hebben de troepen
zwaar te vechten met den in de versterkingen van Boni goed
verschansten vijand, die vooral van uit het centrum een hevig
geweervuur afgaf, dat o. a. den dapperen commandant, Majoor
1182