<en het goede klimaat brachten de compagnieën spoedig weer tot hun sterkte terug. Het Bataljon kreeg thans (1860) een tijd van rust. In 1861 werden nieuwe reglementen ingevoerd, hadden verschillende ver anderingen in de bewapening plaats, werd een kleinere, veel betere patroontasch ingevoerd en werd het aantal scherpschutters, d.i. met getrokken geweren bewapenden, op 60 gebracht. Hard werd geoefend door officieren zoowel als door minderen en aan het onderwijs in alle rangen werd veel zorg besteed, ter wijl geregeld onderofficieren en korporaals naar de onderofficiers- school te Meester Cornelis werden gezonden. Het opgerichte muziekkorps had een tijd van bloei, niettegenstaande de slechte instrumenten, terwijl de leesbibliotheek van de minderen zeer druk werd bezocht. Er heerschte een goede geest bij den troep, terwijl door den korpscommandant zeer veel aandacht werd be steed aan de militaire en wetenschappelijke opleiding der officie ren en een geregeld onderwijs plaats had in het schermen, dansen en gymnastiek. In 1862 wordt de regenmanteljas ingevoerd en krijgt het korps van zijn commandant een nieuwe tamboer- majoorsstok ten geschenke. De kroniekschrijver uit die dagen verhaalt ons, dat de tijden van rust doorvelen niet zoo bijzonder geapprecieerd werden: „Het zwaard rust thans in de scheede, de tijd der expeditiën is voorbij, de krachtvolle, bezielde strijders zijn weggedord tot geraamten, terwijl het Vaandel, als met rouw floers omhangen, treurig op het Bataljonsbureau staat". Hij be klaagt zich over de wijze, waarop de belangen van „den krijgs man", den officier incluis worden behartigd door de hoogste autoriteiten en deelt ons mede, dat nieuwere, meer liberale ideeën baanbreken bij het denkend gedeelte der jongere officieren, een meer verlicht streven naar verbetering, denkbeelden, die hij van harte toejuicht, doch die door de ouderen als revolutionair wor den verworpen. De geest onder de officieren wordt hoog ge roemd, de banden, die hen binden zijn hecht, de kameraadschap is gegrond op wederzijdsche achting en vertrouwen. In de bloemrijke gezwollen taal van die dagen spreekt hij de hoop uit, dat er voor het 4e Bataljon nog roemruchtige jaren mogen aanbreken, „opdat wij eenmaal als vergrijsde, afgestreden krij gers, wel in het Vaderland teruggekeerd, maar steeds den blik op Indië gevestigd houdende, met een gevoel van trots de Napo leontische uitdrukking mogen bezigen „Ook ik stond eenmaal bij dat korps, dat zoo glansrijk den Oud-Nederlandschen wa penroem in Insulinde handhaaft". In 1863 wordt Ambarawa door de cholera geteisterd en ver- scheidenen dalen aan deze vreeselijke ziekte ten grave. In 1865 volgt een nieuwe ramp t.w. een ontzettende aardbeving in den nacht van 16 op 17 Juli, welke de vesting geheel vernielt en on bewoonbaar maakt, waardoor de compagnieën korten tijd over andere garnizoenen moeten worden verdeeld en daarna worden 1184

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 56