samengetrokken in Djocjakarta. Het noodlot wil, dat ook daar,
op den lOen Juni 1867, een vreeselijke aardbeving plaats
heeft, die het Fort Vredeburg geheel vernielt en diepen indruk
maakt op allen, die bij den ramp tegenwoordig zijn. De
houding van den troep was uitstekend; ieder gedroeg zich
rustig en kalm en het is daaraan te danken, dat zoo weinig
ongelukken plaats hadden. Talrijk waren de vrijwilligers, die zich
opgaven om, dikwijls met levensgevaar, te helpen bij het weg
ruimen van het puin en de steenmassa's en de Generaal-Majoor
Waleson betuigt in een schrijven van 14 Juni 1867 zijn hooge
tevredenheid voor de uitstekende houding van Officieren en
minderen.
Na 1867 hebben weder verschillende veranderingen plaats,
waarvan de voornaamste is, dat het bataljon weder werd gesplitst
in een R. H. bataljon, dat te Djocjacarta bleef en een L. H., dat
Magelang als standplaats kreeg (1876).
Het Europeesche element van het Bataljon in die dagen schijnt
overigens van niet al te goed gehalte geweest te zijn, althans
bij de Franschen en Belgen komt drossen herhaaldelijk voor.
Tijdens den inmiddels begonnen Atjeh-oorlog worden heel wat
geoefende manschappen afgeleverd voor de expeditionaire macht
in dat gewest en de geschiedschrijver vermeldt heel wat namen
van mannen, die in Atjeh beroemd zijn geworden en wier daden
met gouden letters in de Indische krijgsgeschiedenis staan be
schreven. Zoo werd in Maart 1879 de Militaire Willemsorde
uitgereikt aan den len Luitenant Adjudant van het bataljon A,
H. W. Scheuer en in November van dat jaar aan denzelfden
officier de eeresabel, terwijl in het tijdperk 1873—1901 aan 20
officieren en 750 minderen eereteekens voor belangrijke krijgs
bedrijven legen Atjeh werden uitgereikt.
Onderwijl had het R. H. Bataljon weder verschillende malen
van Garnizoen verwisseld totdat het den 9en September 1896
overging naar Tjimahi, waarna op 21 Januari 1903 het R.H. bataljon
eveneens van Djokja naar Tjimahi verhuisde, zoodat weder voor
het eerst sinds langen tijd het Bataljon in zijn geheel werd ver-
eenigd en wel te Tjimahi, in welk garnizoen het tot heden verbleef.
In 1905 bestond het Bataljon uit 4 Amb. compagnieën en werd
de 9e Compagnie omgevormd tot de eerste Marechaussee-com
pagnie waarbij o. a. diende de le Luitenant F. Darlang.
In 1906 werden de le en 3e Compagnie tot Marechaussee
compagnie getransformeerd, van welke laatste commandant werd
o.a. de Kapitein H. Christoffel met daarbij ingedeeld de Luite
nants E. Franssen Herderschee en G. v. d. Bossche. Deze
Marechausseecompagnie was het die op Flores ageerde.
De Compagnieën of brigades daarvan werden gezonden naar
verschillende streken der buitengewesten, waar het Nederlandsche
gezag voor goed werd gevestigd, o.a. Zuid Celebes, Tapanoeli,
Timor, Flores, Atjeh en zeer vele zijn de decoratie's, Militaire
1185