gekomen. Nog belangrijker is echter uit staatsrechterlijk oogpunt, dat geen wet of geen Koninklijk besluit die scheiding ooit heeft uitgesproken. Ook de voor den commandant van het Indische Leger uitgegeven instructiën brengen in deze aangelegenheid geen volkomen helder heid, zij het dan dat uit de instructie van 1829 1) wel valt af te leiden dat er nog eenige band bestond tusschen de Indische-Regee- ring en den Minister van Oorlog. Artikel 15 van bedoelde instructie van 1829 toch luidt „Er bestaat geen officieele korrespondentie tusschen de armée in Indië en het Gouvernement in Europa, dan door het intermediair van den Gouverneur-Generaal, welke laatste de militaire rapporten in dub bele expeditien, vergezeld van zijne konsideratiën, aan het depar tement van marine en koloniën 2) zendt ten einde er een aan het departement van oorlog te doen geworden. Wat doet het er eigenlijk toe, of die scheiding officieel is uit gesproken Oppervlakkig beschouwd weinig, maar als men eens een vergelijking treft tusschen de organisatiën overal elders en hier in Indië en men ziet dat h. t. 1. de Commandant van het Leger een tweeledige functie heeft n. 1. van Minister van Oorlog, of, in de sfeer van de Indische Staatsregeling blijvende, van Direc teur van Oorlog, en van Commandant der troepen, dan rijst toch wel de vraag, waarom En die vraag vindt wellicht juist hare beantwoording in: „als gevolg van de nimmer officieel uitgesproken scheiding". De oneigenlijke samenkoppeling is nog een laatste res- tantje uit den tijd van vóór 1830, dat alleen dank zij het bijzonder streven tot bezuiniging op het departement van oorlog, een streven dat altijd weer valt te onderkennen, is bewaard gebleven. Helaas ernstig ten nadeele van het departement zelf en van het leger. Zelfs lijst de vraag of hier de zuinigheid niet de wijsheid heeft bedrogen en nog bedriegt. Bij de bestudeering van deze aangelegenheid drong zich een Oud-Bijbelwoord aan ons op n.l. Hetgeen dat er geweest is, hetzelfde zal er zijn, dat er gedaan is, het zelfde zal gedaan worden". Immers men hoort, althans onder ingewijden meer en meer de klacht van de onlogische en op den duur niet houdbare samenkop peling h. t. 1. van legercommandant en departementshoofd en ook niet-ingewijden hoort men hierover hunne verwondering uitspreken. Luister lezer wat in 1853 hierover werd geschreven. 3) 1133 Zie Tijdschrift voor Ned. Indië 1853. 2). Departement van Marine en Koloniën waren in 1829 één, onder Mi nister „Elout". 3). Zie Tijdschrift voor Ned. Indië 1853 II.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 5