•garnizoensdienst en inwendigen dienst als de omstandigheden het hier vorderen met het voornemen die alsdan aan 's Gouver- nements goedkeuring te onderwerpen. Tot zoolang moesten de reglementen in derzelver geheel worden nageleefd en geene afwij kingen worden gedoogd, welke hier te lande aan geene bezwaren onderworpen zijn. Jaarlijks werden de tamboers en hoornblazers der beide halve bataljons uit Solo en Djokja in een der garnizoenen vereenigd ter bevordering van de instructie en de gelijkvormigheid van het blazen en slaan der dienstmarschen en signalen en den tijdmaat van den gewonen, gezwinden, langenweg en stormpas. Dat het toen niet zachthandig toeging blijkt uit een in de korpsgeschiedenis vermelde ontevredenheidsbetuiging over de tweemaal opgelegde straf van 50 rietslagen aan een Europeesch fuselier zonder dat hij in de 2e klasse van discipline was geplaatst. Nog een merkwaardigheid is dat de manschappen als regel zonder rok en chacot naar een ander korps overgingen. Tusschen April en October 1840 ging het korps over naar Salatiga, terwijl in 1846 vijf compagnieën te Ambarawa werden gelegerd en 1 Compagnie te Salatiga. Januari 1849 werd begonnen met de voorbereiding voor de 3e Bali-expeditie onder Generaal-Majoor Michiels, waartoe in de eerste plaats het bataljon met het 2e bataljon te Semarang van garnizoen verwisselde. Hierbij gingen de flankcompagnieën van het 2e Bataljon over naar het 5e en omgekeerd en kreeg hier door het 5e bataljon 1 Europeesche en 1 Afrikaansche flankcom pagnie. Alle compagnieën werden op „groot compleet" gebracht. Nadat op 1 April 1849 de expeditionnaire troepenmacht vereenigd was ter reede van Belileng rukte het 5e bataljon met een 6® batterij den 3en April op naar Singaradja. Bij de conferentie die aldaar plaats had op 7 April, tusschen den Opperbevelhebber, de Vorsten van Karangasam en den goesti Djilantik stonden het 5e samen met het 13e op 10 passen afstand tegenover 8000 goedgewapende Balineezen met talrijke geweerdragenden in het le gelid, die ten teeken van hunne vredelievende gezindheid de hanen hunner geweren hadden neergelaten. Bij den aanval op de stelling van Djagaraga op den 15en April ging het rechterhalfbataljon van het 5e, dat eerst in re serve stond bij de le colonne over naar de 2e colonne (7e bat. inf.). Terwijl de le colonne in front aanviel werd door de 2ede beroemde omtrekking uitgevoerd waarvoor het vaandel van het 7e bat. werd gedecoreerd. In den vroegen morgen van den 16en heeft het 5e rechterhalf Bataljon onder bevel van den majoor Roqaé veel bijgedragen tot dit succes. Het linkerhalfbataljon nam onder bevel van den korpscommandant-luitenant-kolonel Helbach deel aan de bestorming in front. Dit laatste halfbataljon nam ook deel aan den „togt" naar Krong- kong en daarbij aan de vermeestering van den hardnekkig door 1188

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 60