colonnes te vermijden, wist hij het verzet 4 jaren vol te houden.
De verontwaardiging over een dergelijke manier van oorlogvoeren
spreekt uit een aan Radja Trang-Alam gezonden boodschap,
waarbij hij weid uitgenoodigd „meerdere fierheid en beleefdheid"
te toonen door de komst onzer troepen af te wachten en niet
telkens naar andere schuilhoeken te vluchten om een gevecht te
vermijden. Eerst in December 1855 keerde het 5e bataljon naar
Semarang terug.
Van 1 April 1858 tot 22 Juli 1865 waren weder 3 compagnieën
van het bataljon te Makassar gelegerd, waarvan herhaaldelijk de
tachementen deelnamen aan tuchtiging van zeerooverskampoengs
en die in hun geheel deel namen aan de le en 2e Boni expeditie
(1859) eerst onder bevel van Majoor Ardesch en later onder be
vel van majoor Heisterkamp. Verder namen detachementen ded
aan een tocht naar de bergdistricten Maniepie en Toeroengan in
April 1862 en naar Mandhar in November van hetzelfde jaar.
Van het korpsgedeelte te Semarang was vanaf 20 Augustus
1861 een compagnie te Banjoe-Biroe gedetacheerd, die daar in
Juli 1865 een aardbeving mede maakte. Het kampement werd
vrijwel vernield en de compagnie werd daarom naar Semarang
teruggezonden.
In 1864 werd bij het korps de tirailleur- en slaggeweren ver
wisseld tegen het getrokken infanteriegeweer.
Begin 1865 overleden van het bataljon aan de cholera 17
Europeanen en 8 Inlanders.
Op den len Januari 1866 waren er van het korps 4 compa
gnieën te Semarang in garnizoen, en 2 compagnieën in Makassar
gedetacheerd. Het gedeelte te Semarang vertrok 11 September
van dat jaar naar Palembang en Benkoelen, om versterkt met 1
compagnie Afrikanen van het 2e bataljon infanterie deel te
nemen aan de demping van de opnieuw uitgebroken onlusten in
de Pasoemahlanden (Palembangsche). Groote gevechten werden
bij deze expeditie niet geleverd. Op spijtigen toon vertelt de
schrijver van de korpsgeschiedenis over het jaar 1866, dat men
alleen patrouillediensten had te verrichten tegenover een vijand,
die na enkele schoten onvindbaar in het terrein verdween. Toch
bleef de geest onder het bataljon zeer goed, hoewel altijd met
voorschriftmatig gepakte ransel met mantel, sprei en eetketel werd
uitgerukt, terwijl de andere troepen slechts de sprei omhadden.
Commandant was de majoor Steek, die zeer beleidvol en voort
varend optrad.
Den 18en December 1866 verlieten 2 compagnieën reeds het
terrein van actie, welke den 17en en 18en Januari 1867 te Sema
rang debarkeerden en doormarcheerden naar Salatiga. De le en
3e compagnie onder bevel van kapitein Kauftmann bleven achter.
Op 1 Januari 1870 was het linkerhalf 5e bataljon te Semarang
gelegerd. Vreemd genoeg werd de andere helft, te Salatiga in
1190