vernielen van de versterkingen en de bezittingen van Teukoe Tjoet Toengkoeb en aanhang. Vanaf 8 Mei 1896 bezette 1 compagnie bij toerbeurt de post Lam Djamoe (Lam Djaméë) in de geconcentreerde linie. Voorts werd deelgenomen aan de operatiën in de VI en IV Moekims tegen Toekoe Oema's versterkingen. Deelen van het 5e Ba taljon drongen het eerst de kampoeng Lam Pisang en Toekoe Oema's verblijf binnen, dat toen reeds door den vijand was verlaten. De verdere verrichtingen bestonden in het opruimen van versterkingen en het maken van tochten in de IV, VI, IX en XIII Moekims. In Augustus keerde het bataljon naar Semarang terug. De formatie was toen 2 Luropeesche en 2 Inlandsche com pagnieën. Van 1905-' 14 was 1 compagniete Ngawi gedetacheerd. In de hygiënisch slecht verzorgde benedenstad van Semarang had het bataljon veel te lijden van ziekten. Nadat de cholera- epidemieën tot het verleden behoorden bleef vooral de malaria. Allengs rijpte het plan tot verhuizing naar de heuvels ten Zui den der stad. Nog tot begin 1920 bleef het bataljon gelegerd in de Wurtembergsche kazerne en semipermanent kampement daar schuin tegenover. 3 Augustus 1918 werd de eerste steen gelegd van het nieuwe kampement te Djatingaleh, in het voorjaar van 1920 gingen de compagnieën geleidelijk hierheen over. De formatie was inmiddels gewijzigd in 1 Amb., 1 Tim 1 Soend. en 1 militiecompagnie. De Soend. cie. is van 13 Augus tus 1925 19 April 1928 vervangen geweest door een mare chaussee cie., die op laatstgenoemden datum overging naar het toen opgerichte marechaussee-bataljon te Soerabaja. Tijdens de communistische woelingen werd van November 1926 tot Juli 1927 de marechausseecompagnie in de benedenstad gelegerd en militaire bijstand verleend in de residentie Semarang. Tot gewapend verzet der bevolking is het niet gekomen. Na 1896 is het bataljon niet te velde geweest. Vanzelfsprekend heeft het echter zijn aandeel geleverd in officieren, kader en manschappen, die na 1900 hebben medegewerkt tot de pacificatie der buitengewesten en heeft het velen onder zijn gelederen geteld, die daarbij op eervolle wijze hunne sporen hebben ver diend. Bij de herdenking van het honderdjarig bestaan zal de terugblik op het roemrijk verleden een aansporing zijn tot goede plichtsbetrachting en tot inspanning der beste krachten bij het zich bekwamen voor de oorlogstaak om mocht het weder daartoe worden geroepen den naam van korps en vaandel hoog te houden Moge dan hare gelederen met denzelfden wakkeren geest zijn bezield als in langvervlogen jaren 1193

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 65