De tocht werd voortgezet in weerwil der bezwaren, die eer toe dan afnamen. De kloof waarin men zich bevond werd nauwer, hare wanden hooger en steiler, de stroom in de rivier sneller de onderneming werd steeds gevaarlijker. Men berekende ongeveer l'/2 paal te hebben afgelegd en hield het er voor in 's vijands rug te zijn gekomen. De voorhoede meldde eindelijk, dat zij zich bevond bij een pad, dat in de rotsen was uitgehouwen en tot aan den bovenrand van den rechter ravijnoever voortliep. Luitenant Kolonel de Brauw, gevolgd door Lt. Koster en de voorhoede gingen op verkenning naar boven. Hetgeen men ontwaarde, was verre van geruststellend. In O. richting werd, op ongeveer 300 M. afstand, een vijande lijke schans gezien, die vrij sterk bezet wasachter deze ont dekte men nog meerdere versterkingen en in N. O. richting een geheele linie van redouten. De nabijheid dier werken op dit punt, maakte evenwel voor de troepen het verlaten van het rivierbed tot een hoogst ge waagde onderneming. Werd de colonne ontdekt en aangevallen, eer zij zich „in orde geschaard'' had op den bovenrand van het ravijn, dan liep zij gevaar in de rivier te worden teruggeworpen. Terugtrekken na zooveel doorstaan te hebben, zou niet alleen hard geweest zijn voor hen, die nu gereed waren om zelfs het onmogelijke te ondernemen, maar het gunstige oogenblik was bovendien verstreken, daar de colonne reeds ontdekt was door de Baliërs, die zich op den linker ravijnwand bevonden en alles deden, wat in hun vermogen was, om hunne kameraden aan geene zijde te waarschuwen. Er bleef geen keus meer over, het waagstuk om den vijand met slechts 900 bajonetten en twee kleine mortieren aan te vallen, moest ondernomen worden. De Luitenant Kolonel Le Bron de Vexela liet zijn Bataljon compagniesgewijze boven komen, waar de compagniescolonne werd geformeerd en ieder zich daarna plat op den buik neerlegde. Luitenant Kolonel de Brauw schreef een kort bericht aan den opperbevelhebber, dat de generaal om half één 's middags ont ving en hem aanleiding gaf bevelen te geven voor den front- aanval, waarbij het 13e Bataljon zulke hevige verliezen leed. Een uur tijds was intusschen verstreken, vóór het heele Bataljon, de paarden en het geschut den bovenkant van het ravijn hadden bereikt. Luitenant-Kolonel Le Bron de Vexela sprak zijn Bataljon met korte en krachtige woorden toe, wees op den gevaarlijken toestand, waarin het zich bevond en bracht zijne soldaten onder het oog, dat slechts door kloekheid en vastberadenheid aan een wis ver derf kon worden ontkomen. 1203

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 75