Met een luid hoerah stelde het Bataljon zich nu in beweging
onder het slaan der trommen en het spelen der muziek;
Het schaarde zich op ongeveer 200 M. van de naastbijzijnde
vijandelijke versterking in slagorde zonder dat door de Baliërs
in hunne verbazing, iets werd ondernomen om dit te verhinderen.
Voorwaarts rukkende bevonden de onzen zich spoedig in een
werkzaam kruisvuur.
Een der schansen bleek hier de sleutel van de stelling te zijn.
De le en 2e compagnie, respectievelijk onder de kapiteins
Happé en Dessart, het geheel onder Co. van Majoor Hemmes,
gesteund door de beide mortieren, rukten onder een hevig vuur
tegen de versterking op.
De sappeurs, onder Co. van den 2en Luitenant Egter van Wis-
sekerke, maakten spoedig een opening in de verhakking en het
duurde niet lang of de 1ste compagnie drong de schans binnen.
De 2de compagnie was intusschen langs een andere zijde bin
nengedrongen er had een kort maar moorddadig gevecht plaats,
tot de Nederlandsche vlag, die door den moedigen 2en Luitenant
Luijkx, geholpen door den Adjudant-onderofficier van Bosstraeten,
op de wallen was geplant.
Zoo werden achtereenvolgens verschillende kleinere, grootere
schansen en redoutes genomen, waar een groote koelbloedigheid,
moed, dapperheid en onverschrokkenheid aan den dag werd gelegd.
Toen op een gegeven oogenblik ook het geschut en geweer
vuur van de hoofdcolonne werd gehoord, droeg dit niet weinig
bij tot verlevendiging van den moed onzer troepen.
Om half vijf 's middags voegde zich Majoor Roqué met 3
compagnieën van het 5e Bataljon bij deze colonne.
Daar de behoefte aan rust zeer groot was geworden, besloot
men die, in weerwil van het bestendig vuur der Baliërs, aan de
troepen te verleenen.
De avond brak aan, de nacht viel in, zonder dat men door den
vijand verohtrust werd.
De toestand waarin onze troepen zich bevonden, was verre van
gunstig.
De levensmiddelen waren verbruikt; goed drinkwater was niet
te bekomen, een ieder moest zich behelpen met het bezonken
water van de rijstvelden, een gedeelte der reserve munitie was
reeds uitgereikt; allen waren doodelijk vermoeid en afgemat. Bij
dit alles kwam nog de onzekerheid, hoelang men nog van de
hoofdmacht zou gescheiden blijven.
Luitenant-Kolonel de Brauw begreep, dat om de vermeestering
van Djagaraga in allen deele te doen slagen, hij zich een weg
moest banen, dwars door de vijandelijke werken heen, om zich
met de hoofdcolonne te vereenigen.
Daartoe werden gedurende den nacht eenige verkenningen ver
richt, die tot resultaat hadden, dat om half vijf 's morgens we
derom de actie werd ingezet.
1204