valt de dienst van Ministerie op den sous-chef, of op eenen kapi tein, zoo als dat reeds gebeurd is. Trouwens, dat een Minister den halven tijd moet reizen, is met zijne betrekking onvereenigbaar". Verder lezen we nog „Een derde bezwaar, hetwelk door den Gouverneur-Generaal De Eerens met zooveel juistheid in aanmerking is gebragt, is gele gen in de omstandigheid, dat zoo als de instruktie thans luidt, de konrmandant der troepen tevens minister van Oorlog, een dubbele specialiteit moet zijn, terwijl het, naar de dagelijksche ondervinding, al zeer moeilijk is er een te vinden voor elk der bedoelde hoofd takken van het Militair bestuur. Het is alzoo goed gezien van den heer CORNETS de GROOT, dat hij, in zijne aanmerkingen op het ontwerp van wet tot vaststel ling van het reglement op het beleid der regeering van N. I. blad zijde 33, zegt „De bevelhebbers (van land- en van zeemagt), moeten niet tevens zijn hoofden van departement van Marine en Oorlog in Indië. Het administratief beheer behoort geschieden te zijn van het eigenlijk kommandement". Alsmede „Als het denkbeeld van een zelfstandig departement van oorlog, onder eenen direkteur-generaal, en een afzonderlijk legerhoofd ver wezenlijkt werd, zou het militair departement in Indië stabiliteit verkrijgen, en het leger zou zijn, veldheer overdeeld bezitten. Het administratief beheer zou gewaarborgd zijn, en de troepen, de vestingen, het materieel, de wetenschappelijke vorming en de mili taire oefeningen, dat alles zou het waakzaam oog van den veld- generaal niet ontberen. Ook zou deze het krijgswezen op de buiten bezittingen kunnen inspekteren. In tijden van rust zou hij in wer kelijkheid wezen inspekteur-generaal van de krijgsmagt te land, en in tijden van opstand of oorlog zou hij te velde zijn, altijd, zoo veel noodig en mogelijk, in kontakt met den direkteur-generaal van Oorlog en in regtstreeksche korrespondentie met den Gouverneur- Generaal. De positie van den kommandant des legers zou er door gereleveerd worden. Hij zou dan niet, gelijk thans, met honderd kleinigheden dagelijks bij het Gouvernement behoeven te gaan. Zijne schrifturen aan den Gouverneur-Generaal, dan alleen hande lende over zaken van aanbelang, zouden niet in den dagelijkschcn eb en vloed der algenreene sekretarie medegevoerd worden maar meer speciaal de behandeling van het hoofd der regering zeiven verwerven, wiens eigen onderteekening meer morele zekerheid geven zoude, dat de inhoud zijner brieven inderdaad het gevoelen uitdrukt van den Vertegenwoordiger des Konings". Tegen onzen zin, zijn de overgenomen citaten wat lang doch we erkennen gaarne dat we het onderwerp voor den huidigen tijd niet beter zouden kunnen bepleiten. Is het vorenaangehaalde ge zegde „hetgeen er geweest is, hetzelfde zal er zijn" niet juist 1135

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 7