van 40 man. Na de eerste maanden van 1876 had het R. H. Bataljon dan ook bereids een totale verwisseling aan officieren, kader en manschappen ondergaan. Behalve deze 2 jaren is het 8ste Bataljon feitelijk niet meer te velde geweest. In de jaren 1906— 1912 waren tijdelijk eenige compagnieën op Celebes en te Bali gelegerd, doch het hier verrichte verzinkt in het niet bij de geschiedenis van die 2 jaren. Vanaf de aankomst tot het vertrek in Atjeh is het R.H. Bataljon vrijwel steeds in actie geweest. Het is een lijvig boekdeel, het dagboek uit die dagen. Een samen te stellen gevechtskalender zou reeds meerdere bladzijden vullen. Het aantal gevallen ben- tings is niet gering; het Korps vecht ter Noord-, Oost- en Westkust van Atjeh en vrijwel steeds met succes. Het treft ons, telkens weer te lezen, hoe na menigen tegenslag het Bataljon of een onderdeel ten slotte toch steeds aan de opdracht weet te voldoen, onverrichter zake keert het nimmer terug. Het heeft dan ook commandanten wier kiachtige geest duidelijk uit de bladzijden van het dagboek spreekt. Vooral de eerste, de latere Generaal, Civiel en Militair Gouverneur van A. en O H.K. T. van Teijn, die het Korps de eerste 11 maan den commandeert, drukt zijn stempel op het Bataljon. Wat ons ook opvalt is de bijzondere geest van samenhang tusschen de onderdeden, die in alle rapporten tot uiting komt. Nimmer wordt verzuimd de medewerking van een ander onderdeel te vermelden, nimmer eischt de samensteller van het rapport, hetzij korps-commandant, hetzij Compagnies-of lagere commandant, de eer voor zich alleen op als hij in samenwerking met een ander heeft moeten ageeren. Wederzijdsche waardeering, ook met de Zeemacht, zij komt herhaaldelijk tot uiting. Dit is ongetwijfeld een van de factoren geweest, die het bataljon tot zulk een succesvolle strijd heeft gebracht Van de Zeemacht is het in het bijzonderde Luitenant ter Zee Le Bron de Vexela, die zich vereenzelvigd acht met het korps hij commandeert bij verschillende expeditieën de landingsdivisie aan de colonne toegevoegd en zijn medeleven met het Bataljon blijkt uit allerlei kleinigheden uit de rapporten van Korps- en Compagniescommandanten. Is het wellicht deze aanpassingsgeest welke nog steeds voort leeft in het korps, zooals reeds herhaaldelijk den laatsten tijd weder tot uiting kwam Na Atjeh krijgt het Korps weder Kedong-Kebo tot standplaats, vertrekt in 1886 naar Willem I, detacheert van hier uit 1 Com pagnie naar Banjoe-Biroe en 2 naar Celebes. In 1909 gaat het Bataljon met 3 compagnieën voor een jaar naar Bali met uitzondering van 1 Compagnie, die naar Malang gaat. Als de Staf met de Europeesche compagnie ln 1910 ook te Malang aankomt, blijven 2 Javaansche compagnieën nog tijde lijk op Bali tot 1912, waarna het geheele Korps te Malang 1208

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 80