9. GESCHIEDENIS VAN HET 9e BATALJON INFANTERIE Samengesteld door de zorg van den commandant van het korps. Na den Java-oorlog werd het noodig geacht het Nederlandsch- Indische leger te reorganiseeren en werd dan ook bij Gouver- nements-besluit van 4 December 1830 No. 1 de oprichting gelast van 9 bataljons infanterie. Het spreekt vanzelf dat men voor officieren en minderen putte uit de reeds tijdens den oorlog bestaande eenheden en zoo werd het 9e Bataljon-Infanterie voor een groot deel samengesteld uit het Bataljon Jagers No. 9 van den Generaal C 1 e r e n s, een welbekende figuur uit den oorlog, aangevuld door andere eenheden. Oorspronkelijk in garnizoen te Weltevreden, zien we in 1836 het bataljon terug in Salatiga, terwijl onder de toenmalige korps commandanten moet worden genoemd de wnd. korpscomman dant kapitein van Swieten, de later welbekende generaal. Hadden de bataljons met lager rangnummer reeds hun vaandel gekregen, in 1839 werden deze vernieuwd, prijkende met het opschrift „Koninklijke Nederlandsch-Indische leger", terwijl het 9e voor het eerst een vaandel kreeg, hetwelk 5 Juli 1839 met het gebruikelijke ceremonieel werd uitgereikt, door den in de Bali-expeditie van 1849 zoo bekende le Bron de Vexela. Het bataljon telde toen 3 Eur. en 3 Amb. (Afr.) compagnieën. Uit het volgende relaas moge blijken welk een mooien staat van dienst het bataljon bezit, een staat waarop het zeker trotsch kan wezen. 1859 vertrok het bataljon naar Bandjermasin om aldaar aan de krijgsverrichtingen deel te nemenin dit gewest bleef het tot 1864 en keerde naar Java terug, waar het als garnizoen Meester-Cornelis werd aangewezen om reeds in 1865 naar Wel tevreden te worden overgeplaatst. Bij het vertrek uit Bandjermasin werd een deel gebezigd tot vorming van het Garnizoens-Bataljon aldaar. Onder de verschillende korpscommandanten welke het bevel hebben gevoerd, van wie wij slechts een enkele naam zullen noemen (het verloop was klaarblijkelijk even groot als thans) behoorde K. v. d. H e ij d e n (1870) de alom bekende generaal in Atjeh. Van nu af aan zien wij het bataljon in haar geheel dan wel gedeeltelijk deelnemen aan verschillende expeditiën, waarbij het korps slechts korten tijd rust mocht genieten. In 1871 nam het deel aan de verrichtingen tot demping van den opstand in Pekalongan en bestond toenmaals uit 2 Euro- peesche en 4 Javaansche compagnieën. In 1872 treffen we het aan in Goenoeng Tinggi, en in Deli, terwijl het in het daarop volgende jaar deel nam aan de Atjeh-expeditie en aan de 2e 1210

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 82