staatkundig proces dat zich thans in Britsch-Indië voltrekt. Lazen
we niet in het rapport Simon dat de defensie uit het locale verband
moet worden gelicht en teruggebracht worden tot de plaats waar
zij behoort „in handen van den Kroon" en dat het Britsche leger
dus niet moet komen te staan onder het Britsch-Indische Gouver
nement, doch dat het een onveranderlijk deel zal moeten uitmaken
van het imperiale leger, zooals ook de in eenig gebied gestation-
neerde deelen der Zeemacht onveranderlijk deel blijven uitmaken
van de „Royal Navy"
Dit vraagstuk heeft ook voor ons vele zijden en zal dus ook
onze aandacht gaande moeten houden al was het alleen om vóóruit
te zien en geen wijzigingen aan te brengen of tegen te houden,
welke niet, of wel, zouden passen in de voor de toekomst gedachte
staatkundige ontwikkeling dezer gewesten.
Thans zij het ons vergund de verschillende legerformaties sedert
1830 in beknopten vorm de revue te laten passeeren.
ALGEMEEN OVERZICHT.
Zooals hiervoor reeds terloops werd vermeld is de oorsprong van
het tegenwoordige Ned. Ind. leger, het corps d'armée onderdeel
van het leger in Nederland dat na de herstelling van Neerlands
onafhankelijkheid, in 1814 aldaar georganiseerd en in 1815 naar
Java gezonden werd.
Nadat aan dat corps d'armée, bij aankomst op Java, de daar
aanwezige of aldaar aangeworven Inlandsche militairen waren toe
gevoegd, werd het over den Archipel verspreid en verloor aldus na
een kort tijdsverloop zijn oorspronkelijk karakter.
Uit deze kern ontwikkelde zich geleidelijk het tegenwoordige
zelfstandige Nederlandsch-Indisch leger.
Tot die ontwikkeling werkten de in de jaren 1816-1830 onder
nomen krijgstochten en niet minder de Java-oorlog (1825-1830)
krachtig mede en talrijk zijn de wijzigingen welke gedurende die
jaren in de formatie werden gebracht.
Na beëindiging van de Java-oorlog werd een algeheele reorga
nisatie noodig geoordeeld.
In de memorie van den Commissaris Generaal J. VAN DEN
BOSCH i) lezen we met betrekking tot het krijgswezen o. m.
„Het behoeft geen betoog, dat een leger, op dien voet zamen-
gesteld, in gewone tijden nauwelijks als toereikende kan worden
beschouwd, om de rust in deze uitgebreide bezittingen te bewaren,
en dat bij het ontstaan van inlandsche oorlogen verscheidene pun
ten zouden moeten worden ontbloot.
1137
Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 1864 7e deel.