101
Mil. Wochenblatt. No. 9. September 1930. „Begleit-Artillerie", kolonel
A. Fischer. Schr. bouwt aan de hand der oorlogservaringen het ontstaan van
het inf. geschut op. De opdrachten tegenwoordig aan dat geschut verstrekt,
werden gedurende den oorlog door de Duitsche veld-art. vervuld. „Een lichter
maken van het veldgeschut bracht geen uitkomst en men schiep tot be
strijding van schietgaten enz. een „Infanterie-Sonderwaffe", het „Kleingeschütz".
(De mijnenwerper kon door zijn onvoldoende nauwkeurigheid als „Scharten-
brechergeen toepassing vinden"). „Nog verscherpt werd de behoefte in
den „beweghchen Abwehrkampf" naar zulk een wapen, door de nieuw toe
gepaste weerstandsnesten". „Bovendien bracht de tegenstander een nieuw
wapen, de tank, in het veld". Na beschouwingen over „Geschützkonstruktion"
en „Taktischer Einsatz" lezen we nog onder „Organisation": „De in het
buitenland „beliebte" organisatie der „Spezialgeschütze" in een soort van in-
fanterie-artillerie" vormt een starre „Klammer", welke niet alleen het gebruik
op het moderne gevechtsveld beïnvloedt, maar ook de verdere technische
ontwikkeling van het geschut, zooals die wordt vereischt door de vorderingen
der tanks, bemoeilijkt.
Daarom moet naar een meer soepele, elastische verbinding met de inf-
worden gezocht; een dergelijke biedt de organisatie eener Begleitartilleiie">
zooals die reeds bij het eerste optreden was".
Tactisch gebruik der artillerie.
Artilleristische Rundschau. No 3. Augustus 1930. Welche Lehren
zog die O.H.L. aus den Groszangriffen des ahres 1918 für die Artillerie-
verwendung"Schr. wijst op de starheid in de aanvalsmethode, waarbij alles
tot in de details van boven af werd geregeld en welke starheid in het
bijzonder tot uiting kwam wanneer de vijand „die Abwehr nach unseren
Verteidigungsverfahren führte", of de verrassing door terugwijken te niet
deed gaan. Na opsomming van ondervindingen, worden de volgende maat
regelen genoemd, waarvan succes werd verwacht, welke echter niet meer
zijn toegepast.
a. De geheele aanvalsstrook, in het bijzonder de achterwaartsche weer-
standsliniën en steunpunten, moet tijdens den inf. aanval onafgebroken onder
gas- en brisantvuur worden gehouden.
b. Het aan het afgeven van de vuurwals voorafgaande vuurvoorbereiden tegen
meest zwak verdedigde voorste linie en strooken, moet worden verkort.
c. Daarentegen moet de beschieting van krachtig verdedigde (van draad-
verspperringen voorziene) meer achterwaartsche liniën, instensiever zijn.
d. De overeenkomst punt a „verschleierte" vuurwals moet zich meer aan
passen aan terrein en weerstandsliniën.
e. Van een „Ausschieszen" van de vuurwals op de grootste afstanden af
te zien, aangezien naar de ervaring de groote spreiding de inf. er van terug
hield, voldoende dicht achter de werkzame kern van de wals te blijven.
f De groote slagen hebben bewezen dat de vuurwalzen zelden den vijand
zoo konden „niederhalten" dat der eigen inf. den strijd om de vijandelijke
weerstandsnesten bespaard bleef. Dezen strijd door direct en waargenomen
vuur te verlichten, zij in de eerste plaats de taak van de begeleidende art.
mijnenwerpers en tanks".
Artilleristische Rundschau. No. 3. Augustus 1930. Feuerschlage zu-
sammengefaszter Batterien", de Bouché. „Een uiteengetrokken art. vuur zal
noch een bijzondere moreele steun voor de inf zijn, noch een vernietiging
van den vijand beteekenen. Wie als artillerist het bevel heeft gehad
tegen dergelijke ijle, voorwaarts rukkende inf. te vuren, zal dezen in
druk kunnen bevestigen. Meestal wordt door de inf. verlangd tegen der
gelijke doelen te vuren. In verband met de geringe uitwerking en de kostbare
munite, en door werkelijk loonende doelen, welke zich ook thans nog voor
de art. voordoen, is het noodig zulke vuren te beperken. Daartoe over-
tuige men de inf. van het geringe nut ervan.