102 Tactisch gebruik van zware mitrailleurs. Militarwissenschaftliche Mitteilungen. September-October-nummer 1930. Maschinengewehre im Waldkampf", gen.-majoor K- Korzer. Behandelt het boschgevecht Mymon, oostelijk van Rymanow op 9 en 10 Mei 1915, als „leerrijk voorbeeld van de beteekenis van zg. „Waldnester" of „mitrailleurnesten". Infanteriebewapening Heerestechnik. No. 8. Augustus 1930. „Ein moderner Patronenrahmeii' Pedersen. Om de werking van een half- of vol-automatisch geweer volledig „auszunützen" is het noodzakelijk, het aantal patronen per houder, zoodanig te verhoogen, als met een gemakkelijke behandeling door den soldaat met betrekking tot het snelle laden nog is overeen te brengen. De richting, welke naar voien komt in de artikelen over dit vraagstuk, schijnt te wijzen naar gebruik van een patroonhouder, welke een dubbele rij patronen (elk van 5 patronen) kan bevatten, zoodat na iedere keer laden 10 schoten kunnen worden afgegeven". Van een dergelijken houder wordt in een drietal teekeningen een voorbeeld gegeven. Infantry Journal No. 2. Augustus 1930. „Improvising machine gun mmnts for anti-aircraft fire", luitenant F. Burgess: Een beschrijving met platenvan affuiten, samengesteld met eenvoudige middelen bij een mitr. cie.; een affuit om te vuren van af een kar; de andere (driepoot) voor vuur van af den grond. „Proeven hebben bewezen dat de mitr. kan worden opgesteld en in wer king gebracht binnen 3 sec. op minder met een goed geoefende bediening, die achter de kar marcheert". De resultaten waren beter dan was verwacht. De 100% spreiding was bij vuur van af de driepoot-affuit op 25 m. bij be nadering 15 cm. hoog en 15 cm. breed, en bij vuur van af de wagenaffuit ongeveer 12 cm. hoog en 10 cm. breed". Heerestechnik. No. 9. September 1930. „Spezial- oder Einheitswaffen filr die Infanterie kolonel A. Fischer. Dat de strijdvraag inzake die bewapening nog niet is beslist wijt schr. in hoofdzaak aan het feit dat de meeste inf. offn. van wapenleer en het schietwezen niet voldoende kennis hebben om tot een zelf standig oordeel te komen, van scheppenden arbeid nog maar gezwegen". Schr. zegt: „hoe hoog de techniek ook ontwikkeld moge zijn, de beslissing inzake de int. bewapening mag niet aan haar alleen worden gelaten". „Van het standpunt van den troep uit bezien, zou het ten zeerste gewenscht zijn, een vereenvoudiging in de bewapening te bewerkstelligeneen cie. kan niet een heel arsenaal van wapens met zich sleepen; geweer, 1. en zw. mitr. zijn, uit praktische overwegingen, te veel van het goede." Schr. behandelt de eischen, aan een goed zelflaadgeweer te stellen. „Het zelflaadgeweer is zoodra het zijn bruikbaarheid voor den oorlog heeft bewe zen, voor de inf. een hoogstnoodzakelijk wapen". Mil. Wochenblatt. No. 11. September 1930. „Leichte Maschinengewehre als Granatwerfer"Geeft een beschrijving van het gebruik van den gew. mitr. Madsen op affuit voor het verschieten van geweergranaten. De Madsen geweergranaat heeft een middellijn van 51 mm., weegt 480 gram en is torpedo-vormig. Heeft een springlading van 85 gram. Bij een maximum dracht van 550 m. V0 90 m. per sec.) bedraagt de 50% lengte-spreiding 8 m. Artillerie-bewapening. The Field Artillery Journal. No. 4. Juli-Augustusnummer 1930 „Mo dern division artillery", kapitein E. C. Goebert. Met de verschijning van het vliegtuig, het luchtschip en de tank en met de ontwikkeling na den oorlog van pantserauto's met groote snelheid, tractors en wheeled prime movers is de taak van de divisie-art. veranderd. In het artikel, verduidelijkt door vele foto's wordt de nieuwe affuit T 2 beschreven, voor het kanon van 75 mm., voorzien van 3 „outriggers", 15 voet lang en tevens van 2 wielen. Deze affuit maakt een elevatie van 80„ mogelijk, een horizontaal schootsveld van 360°. Het gewicht van het kanon bedraagt 1475 kg., van den vuurmond tijdens het vervoer 5900 kg.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 106