103
Mechaniseering.
Mil. Wochenblatt. No. 10. September 1930. „Siltd Panzerkr aftwagen
durch schnell-laufende Kampfwagen ersertzbar luitenant E. Volchheim"
„Waardoor onderscheidt zich de pautserauto van den vecht wagen Terwijl
de vechtwagen in samenwerking roet andere wapens of ook zelfstandig moet
vechten, dus den tegenstander moet aangrijpen en vernietigen, vooral tegen
over sterke tegenstanders zijn vuurkracht zal doen gelden, heeft de pantser
auto in de eerste plaats tot taak te verkennen, door snel door te stooten
belangrijke terreinpunten te nemen, door evenwijdige vervolging in te
grijpen bij den vijandelijken terugtocht, den vijand daarbij in flanken en
rug aanpakkende". „Eerste eisch tot vervulling van hare opdrachten is voor
de pantserauto snelheid, in tegenstelling hiermede voor den vechtwagen
de grootst mogelijke „Gelandegangigkeit", waardoor de wagen in staat
is, met het overwinnen van alle mogelijke terreinhindernissen, overal waar
de tegenstander ernstigen tegenstand biedt, hem aan te pakken". Naar het
oordeel van den schr. kan de huidige snelloopende vechtwagen de moderne
pantserauto, zooals wij die kennen in de Engelsche „Guy" - en „Lanchester"-
zesradige pantserauto's, nog niet vervangen.
Pantserauto 's.
Mil. Wochenblatt. No. 7. Augustus 1930. „Die neuen Autochenilles de
Cavalerie M. 28 und M. 29", majoor Dr. Melgl. Verbeterde beschrijving van
de Fransche wagens van bovenbedoeld type (van de M. 28 komt in het nieuwe
Taschenbuch der Tanks een minder volledige beschrijving voor.) Beide wagens
zijn lang 4,20 m., breed 1,70 m. en hoog 2,45 m. De bewapening van de
M. 28 bestaat uit een Hotchkiss mitr. en een 37 mm. halfautomatisch kanon,
die van de M. 29 uit een nieuwen M. A.C.-mitr. en een 37 mm. kanon, terwijl
men ook spreektvan een bewapening daarnaast met een geheimzinnigen 20 mm.
mitr. Gewicht 6 ton, pantsering der verticale wanden 11,4 mm. Bemanning: 1
commandant, 1 bestuurder en 1 hulpbestuurder. Alle drie beschikken over
een eigen „épiscope", een instrument met spiegels. Snelheid 45 km. per uur
op den vlakken weg, 35 km. per uur in matig golvend terrein.
Gasoorlog.
De militaire Spectator No. 9. September 1930. „Eenige wenken betreffen
de de collectieve gasbescherming", kapitein C.J. W. Lanen. Behandeld worden:
„I. Het gasdicht afsluiten van deuren, ramen en andere openingen. II. Lucht-
filters".
Mavors. No. 9. September 1930. „De handleiding gasbeschermingsdienst
getoetst aan de praktijkeerste luitenant A. H. L. Flèvez. Schr. brengt en
kele punten naar voren uit een beschrijving van de uitwerking van een D.
gaswolkaanval op het Westfront, door Prof. Dr. R. Mercier in de Revue
d'Artillerie van Juni 1929 en vergelijkt het in den titel bedoelde voorschrift
met de praktijk. „De opleiding van den troep behoort zoodanig te zijn, dat
een ieder in staat is ook met opgezet gasmasker zijn taak volledig en geduren-
den geruimen tijd te blijven volbrengenook met opgezet gasmasker moet
men zeker kunnen schieten".
Heerestechnik No. 8. Augustus 1930. „Uber die Entwicklung der Gas-
maaske für Heer dun Bevolkerung", Dr. Engelhard. Geeft een uitgebreide
beschrijving van het Duitsche legermasker model 24. „De oplossing van een
verdere opgave van niet minder publiek belang bleef echter dringenhet
samenstellen van een masker, dat door de burgerbevolking bij gasaanvallen,
voornamelijk uit de lucht, moet worden gedragen.
„Men moet voor een „Zivilschutzmaske" ongeveer de volgende eischen
stelleneen goede bescherming, vnl. tegen phosgeen, dichlordiëthielsulfide
en eenige prikkelende gassen een gemakkelijke bescherming tegen nevelvor-
mige strijdstoffen een eenvoudige behandeling; gemakkelijk passend voorde
meest verschillende hoofden; voor wat betreft de ademhaling voldoen aan