110
dat wanneer de tijd daar is, onze kruisers, als kruiser tegen kruiser, gedwon
gen zullen worden de zaak uit te vechten".
In dezelfde aflevering van O. V. Zes duizend ton standaard-, minimum
Karres. „Bij een bewapening van 15 c. m. hoe groot ook, weet de beman
ning dat zij ettelijke kilometers is blootgesteld aan een kogelregen van gra
naten van 113 a 120 k. g zonder dat zij met hare 50 k. g. der 15 c. m. ka
nonnen iets terugdoen kan, met andere woorden tusschen achttien en vijftien
of misschien veertien k. m. is zij de weerlooze schijf van den vijand". „Immers
het moreele effect van een 20 c. m. batterij is geweldig. De geheele beman
ning weet, dat op welken afstand een tegenstander, met hoe groote bewa
pening ook, schieten gaat, zij oogenblikkelijk op denzellden afstand treffers
scoren kan als de tegenstander".
Algemeen.
Wissen und Wehr. No. 6. Juli 1930. „Kampferfolg und Verluste, kapi
tein Dittmar' „Gaan we van het beginsel uit dat iedere oorlogshandeling
eerst hare rechtvaardiging vindt door de eindoverwinning, dan is het duidelijk
dat het behoud van het leger, het beslissing brengende instrument in oor
logstijd, een der belangrijkste opdrachten voor het legerbestuur moet zijn.
Verliezen, hoe onvermijdelijk ze ook zijn mogen op den weg naar de be
slissing in den oorlog, het behoeft geen betoog, zijn nimmer doel. Theorie
en praktijk der oorlog- en gevechtsvoering leeren daarom „auf Schritt und
Tritt" en in meer of minder uitgesproken vorm, dat het de plicht van de
militaire commandanten van alle rangen is, voortdurend op een maximum
uitwerking bij een minimum aan verliezen aan te sturen. Alles wat tactiek
heet, de strijd der verbonden wapens in den meest uitgebreiden zin, dient
dit streven. De voortdurende veranderingen in de strijdmethoden, zooals de
geschiedents der legers die kenmerkt van den vroegsten tijd tot op den hui-
digen dag, zijn niets anders dan een voortgezette aanpassing aan den
vooruitgang in de bewapening en aan de staatkundige en maatschappelijke
ontwikkeling, steeds met het doel van zoo groot mogelijke eigen uitwerking
bij zoo economisch mogelijk gebruik der eigen gevechtskracht".
Eveneens in dit nummer bespreekt generaal Reinhardtbzibotk-. „Generale,
Handier und Soldatenvan M. Ziese en H. Ziese-Beringer. „Vele lezers van
het boek zullen zich afvragen waarom deze Duitsche schrijvers nu wel den
Fianschen soldaat en generaal onder groote waardeering tot voorwerp
hunner studiën gemaakt hebben en zich moeite geven, deze verschijningen
nader bij het Duilsche volk te brengen, terwijl van onze eigen menschen en
prestaties weinig gesproken wordt. In het bijzonder is een dergelijke vraag
voor de hand liggend, omdat juist het gekenschetste als voorbeelden moet
worden begrepen, welke ook tot een begrijpen van onze soldaten en generaals
moet leiden". Voor den soldaat kiest Dr. Ziese den Franschen poilu. Deze
keus tracht hij te rechtvaardigen met de opmerking: „Wij kunnen ons zelf
eerst goed herkennen, door een blik op het gelaat van den soldaat aan den
overkant".
Coast Artillerie Journal. Augsutus-nummer 1930. „Joint army and navy
action in coast defense", kapitein t/z. W.D. Puleston. „De verdediging van de
Dardanellen is een voorbeeld van juiste samenwerking tusschen legér en vloot
in de verdediging van een beperkte doch vitale kuststrook.
De Turken, onder Duitsche leiding, gebruikten de kleine Turksche'marine, de Dar-
danellenforten en het 5de Turksche leger om de Aegeesche toegangswegen naar
Konstantinopel te beschermen. De kleine Turksche marine opereerde op
krachtige wijze tegen geallieerde transporten, oorlogsschepen en de onder
zeeërs, welke de zee van Marmora binnenliepen. De forten aan de Dardanellen
benevens de mijnenvelden beletten de vloot de zee van Mamora binnen te
komen om te opereeren tegen de verbindingen van het Turksche leger. Het
veldleger oorspronkelijk 6 later 22 divisies, beschermde de landzijde van de
Dardanellenforten en door zich voortdurend op te stellen tusschen de geal-