111 lieerde expeditionaire macht en de belangrijkste strategische punten op Gal- lipoli, werd het de beslissende factor in dien veldtocht"- Algemeine Schweiz. Militarzeitung. No. 8. Augustus. 1930, Clausewitz heute and morgen", kolonel IV. Muff. "En daarmede voert ons Clausewitz in het kernpunt van zijn leer van de strategische verdediging en de verdedi ging in het algemeen. Wat is toch de verdediging? Niets anders dan een sterkere vorm van oorlogvoeren, door middel van welken men (de zwakkere zijnde) de overwinning—de overwinning „ein groszer Vernichtungsaki" wil behalen, om na het verkregen overwicht tot den aanval, d.w.z. het positieve doel van den oorlog over te gaan. Heett de verdediger een voordeel van beteekenis verkregen, dan heeft de verdediging het hare gedaan en moet hij aan de hand van dat voordeel den stoot teruggeven, wanneer hij zich niet aan een zekeren ondergang wil blootstellen. Een snelle krachtige overgang tot het offensief is het glanspunt van de verdediging. Wie dat niet onmid dellijk in het begrip verdediging opneemt, hem zal nimmer de grootere kracht der verdediging duidelijk worden". Infanterie Journal No. 2. Augustus 1930. The army and the Phlippines majoor L. P. Johnson. Een overzicht van de verovering van de Phillippijnen nadat op 1 Mei 1898 de Spaansche vloot voor Manilla was vernietigd. De eerste expeditionaire macht vertrok uit San Francisco op 25 Mei 1898 arri veerde te Manilla op 30 Juni en bestond uit infanterie, zware artillerie, te- samen 117 officieren, 2386 man. Een tweede contingent bestaande uit infan terie, 2 batterijen veldartillerie en 28 man genietroepen arriveerde te Manilla op 17 Juli (3500 officieren en manschappen). Een derde contingent (4650 offi cieren en manschappen) arriveerde op 24 Juli, waarbij eveneens de opperbevel hebber, generaal-majoor Wesley Merritt. Mil. Wochenblatt, No. 7. Augustus 1930. „Der Krieg von Gestern und Morgen'luitenant generaal von Altrock. Een bespreking van het boekje van gelijken naam van den gewezen generaal-majoor E. Buchfinck. „Alle moderne legers onzer buren rekenen voorloopig nog met de massa van het volk. Achter de Fransche „armée de couverture (beter „armée d'attaque" volgt de „nation armeé". Hoe moet men zich, gezien dezen algemeenen toestand, den strijd der kleine legers voorstellen? Wanneer de kleine, „überwaffneten" legers op elkaar stooten, dan moeten zij toch zeer zware verliezen lijden. Het kleine leger zal spoedig verbruikt zijn. Waar blijft dan de „erstklassig ausgebildeten Ersatz" van dit kwaliteitsleger voor de eindoverwinning Hoe zou zulk een leger bij de zware verliezen aan menschen en materieel een langen oorlog kunnen volhouden Gezien deze tegenstrijdigheden zou men kunnen meenen, dat het idee van een klein beroepsleger tot een modeziekte is geworden en bijzonder gevaarlijk voor een ontwapend volk moet zijn, dat zich wellicht met zijn klein kwaliteitsleger veilig waant." Allgemeine Schweiz. Militarzeitung. No. 9 September 1930. „Kriegs- technische Neuerungen", majoor A. Kradolfer. Een overzicht van een 21 tal modeiniseeringsprojecten voor het Zwitsersche leger, w. o. voor inf. geschut (kaliber 4,5 cm.; gewicht 250 kg.; pantsergranaat van 1,5 kg.; scherfgranaat van 2 kg.)Iuchtafweeraffuit (bij gebruik van 13 mm. mitrs. kunnen vliegtui gen tot op 3500 m. werkzaam bestreden worden); licht- en rookspooimunitie (de baan is bij lichtspoormunitie tot op 600-1000 m. gelijk aan de baan van de gewone munitie: voor witte en groene zichtbaar tot op 1000 m.; voor rookspoor goed zichtbaar tot op 300 m.)vliegtuigbewapening enz. enz. U.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 115