den aanval, mogelijk is, dan wel zoodra artilleriesteun beschik
baar komt.
Nog gaarne zoude ik willen opmerken, dat in vorenstaande be
schouwingen alleen ter sprake is gebracht een aanval in front,
een aanval dus waarbij het, hetzij tengevolge van de door den
vijand genomen maatregelen, hetzij door de gesteldheid van het
terrein, niet mogelijk is zich tevens te richten tegen één of tegen
beide flanken, geen omvattenden aanval dus, waarbij normaal het
zwaartepunt is gelegen op die flank of flanken.
Bij de geringe sterkte onzer artillerie strekt een gecentraliseerd
artilleriegebruik tot aanbeveling, ook is het gewenscht daarbij te
streven naar concentreering van het artillerievuur, doch daarnaast
worde bijzondere aandacht geschonken aan het zwaartepunt van
den aanval. Daarom ook moeten de verkenningen, die den aanval
voorafgaan zich niet bepalen tot het inwinnen van inlichtingen
omtrent den vijand, maar zich t-wens in het bijzondere richten
op het nagaan van de mogelijkheden, die het terrein biedt met
het oog op den aanval.
Onze Indische terreinen toonen een dermate groote afwisseling
en verscheidenheid, dat op een aanvalsfront van eenig belangrijke
breedte bijna steeds plaatsen zijn aan te wijzen die, öf den aan
val belangrijk begunstigen öf aan de andere zijde de verdediging
bemoeilijken en het is ook om die redenen, dat ik het niet ondien
stig acht, nader de aandacht te vestigen op het beginsel van
het zwaartepunt van den aanval, zooals dit in het Nederlandsche
voorschrift, „Gevechtshandeling, deel 11," is neergelegd.
21