De daarvoor benoodigde gegevens poogt men als regel langs een tweetal wegen te verkrijgen, n. 1. middels een intelligentie meting, ter bepaling van de verstandelijke eigenschappen, alsmede door onderzoek van vnl. de zintuigelijke en motorische functies, het eigenlijke geschiktheidsonderzoek, de z. g. „Eignungsprüfung". Laatstbedoeld onderzoek is echter, wil het betrouwbare resulta ten kunnen opleveren, slechts mogelijk, wanneer in elk opzicht aan een drietal fundamenteele eischen, waaraan helaas echter dikwijls geen of onvoldoende aandacht wordt geschonken, is voldaan. Allereerst toch zal men, alvorens eenig onderzoek te kunnen doen, de eischen, die een gegeven beroep stelt, nauw keurig moeten kennen. M a. w. het beroep zal, van psychotech nisch standpunt uit, in zijn componenten dienen te zijn geanaly seerd, de bevindingen daarvan in een z. g. beroepsprofiel of psychogram te worden vastgelegd. Vervolgens zal men over een serie niet te gecompliceerde proeven moeten beschikken, waar mede de aan- of afwezigheid van geëischte eigenschappen kan worden bepaald. Ten slotte zal de waarde en betrouwbaarheid der proevenserie, en dit geldt evenzeer ten aanzien van intel ligentie-tests, voor de practische invoering, onomstootelijk moeten worden vastgestelddit is de z g „ijking der proeven", door aantooning van een groote overeenstemming, op grond van correlatieberekeningen, tusschen de uitslagen van de onder zoekingen eenerzijds en de met, op grond daarvan, aanbevolen personen in de practijk bereikte resultaten anderzijds. Bezien wij thans, na deze voorafgaande beschouwingen, het experiment van Kits van Heyningen, in zijn geheel en in zijn onderdeelen kritisch nader. Na lezing vestigt zich daarbij wel een grondige overtuiging, dat hij invoering van psychotechnische methoden bij het recrutenonderzoek wil, i c. een intelligentie- onderzoek, echter ontkomt men, het zij met leedwezen geconsta teerd, evenmin aan den indruk, dat hem het daarmede te bereiken doel en de daartoe te volgen richtlijn niet scherp bepaald en begrensd voor den geest staan. Wil hij in den aanvang „dat wij voor elke plaats den juisten man uitzoeken", waarbij dus het selectiebeginsel wordt aangehangen, elders bepleit hij de noodzakelijkheid „om betere aanwijzingen te hebben voor het indeelen van onze recruten, dan hun eigen wenschen", wil hier dus m. a. w. een beroepsadvies geven, om daarna later nog weer een lans te breken voor het eliminatie-principe, t. w. toepassing der nieuwe methoden ter verwijdering van minder geschikte candidaat-recruten, „uit het ons geboden materiaal de slechtsten uitzoeken en deze afkeuren". Men ziet een scherpe afbakening van het werkterrein, een juist gedefinieerde en bepaalde doelstetfing ontbreekt, een gebiedende eisch schijnt uit het oog verloreneen euvel van meerdere vluchtig opgezette onderzoekingsmethoden, waartegen Münsterberg, zoowel in zijn 24

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 24