en 2 langsliggers, alsmede een dwarsregel op het achtereinde
waarin twee pennen komen, tusschen welke de stuurriem wordt
gelegd (fig. 2, waarin de verschillende afmetingen zijn aangege
ven). Een enkele drijfzak is als vlot onbruikbaar door de zeer
groote rankheid, die het drijflichaam bij belasting dadelijk doet
omslaan. Met 2, 3 en 5 drijfzakken kunnen vlotten worden
samengesteld, die voldoend stabiele drijflichamen vormen en
behalve 3, 3 en 5 man bedieningspersoneel resp. nog 3, 7 en
12 v°".edig uitgeruste manschappen kunnen dragen. Hieruit blijkt
duidelijk, dat het draagvermorgen naar verhouding grooter wordt
naarmate meer drijfzakken tot één geheel worden samengesteld.
Hoe grooter de vlotten worden, des te stabieler zullen ze zijn!
doch tevens ook zooveel te kwetsbaarder.
Een vlot van twee of drie zakken wordt gemaakt door de
raamwerken van 2, resp. 3 zakken, die naast elkaar zijn neer
gelegd, twee aan twee door koppelbamboes aan de binnenzijde
der dwarsliggers met elkaar te verbinden, waarbij de zakken
zoo dicht mogelijk tegen elkander aansluiten en de dwarsliggers
elkaar bijna zullen raken (fig 3).
Een vlot van 5 zakken ontstaat door een vlot van 2 en een
van 3 zakken voor en tegen elkander te bevestigen met behulp
van een viertal koppelbamboezen (fig. 4).
Indien de drijfzakken gevuld en de stukken bamboe pasklaar
gereed liggen, vereischt het maken van een vlot van 2, 3 en 5
zakken met resp. 4, 6 en 6 man ongeveer 20, 30 en 60 minuten.
Wordt echter over 10 man beschikt, dan kunnen de vlotten van
2 en 3 zakken tegelijk begonnen worden en zal de benoodigde
tijd voor het vervaardigen van een vlot van 5 drijfzakken slechts
ongever 40 minuten bedragen.
De vlotten worden voortbewogen met pagaaien, en wel die
van 2 en 3 zakken door 2 man, die van 5 zakken door 4 man,
zittende op de vóór-buitenhoeken verder is per vlot een stuur
man met pagaai noodig Eerst wordt langs den oever stroomop ge
roeid, daarna brengt de stuurman het vlot onder den juisten
hoek op de stroomrichting en laat men het overgieren, daarbij
steeds pagaaiende om niet teveel af te zakken en tegenover het
punt van vertrek ongeveer de andere zijde te bereiken. Van de
handigheid van den stuurman-commandant hangt het goede over
varen in hoofdzaak af.
De tijd van overvaren is heel weinig afhankelijk van de grootte
(en de belasting) van het vlot, omdat het aantal roeiers met de
grootte toeneemt, doch is uiteraard wel afhankelijk van water
breedte en stroomsnelheid. De tijden van heen- en terugvaren
zullen in het algemeen niet gelijk zijn en beïnvloed worden door
de ligging van de stroomdraad t. o. v. de rivieras. De vlotten zijn
bij vrij belangrijke stroomsnelheden (max. 2 m.) nog te gebruiken,
doch veelvuldige aflossing der roeiers is dan noodzakelijk.
40