Bij niet te breede rivieren zal het overzetten gewoonlijk vlug ger gaan middels een over de rivier gespannen reep of kabel, waarlangs de vlotten worden overgetrokken. C. DE DR1JFZAKKENBRUG. De drijfzakkenbrug behoort tot de spoedvlotbruggen en is be stemd voor een verrassenden overgang van opgesloten Infanterie met eenen of tweeën, wielrijders, draagpaarden (mitrailleurs) en verder voor het overbrengen van gedragen lasten. Het materieel voor deze brug is geheel voorbereid, met uitzondering van de zakken, welke ter plaatse of in de onmiddellijke omgeving gevuld moeten worden, de draag- en de verstijvingsbamboes. Het materieel is van zoodanige afmetingen en gewicht, dat het op treinkarren vervoerd kan worden, en omvat a. de drijfzakken met bijbehoorende banden en touwen b. de draagjukken c. de dekstukken met de vulplankjes d. de reep met de afhangk abeltjes (ijzerdraad van 2 mm. is reeds voldoende). Een draagjuk bestaat uit twee balkjes, waarop met bouten en vleugelmoeren een dwarsdrager is bevestigd (fign. 5, 6 en 7) de eerste worden met touw, talidoeg, ijzerdraad, a. a. op den gevulden drijfzak vastgesjord, de laatste dient tot ondersteuning en bevestiging der dekstukken. Ten einde beschadiging van den zak te voorkomen, wordt van tevoren, op de plaats waar het touw zal komen, om den zak een zeildoeksche band geslagen en met touw dichtgeregen. De dwarsdragers zijn nog voorzien van twee ijzeren beugels als ligplaats voor de liggertjes der dekstukken. De dekstukken bestaan uit drie liggertjes, waarop latten ge schroefd zijn. Aan beide zijden zijn in de buitenste liggertjes gaten geboord om de dekstukken aan de dwarsdragers te kunnen verbinden. Daartoe worden de, van draagjukken voorziene drijf zakken, op ongeveer den juisten afstand van elkaar gelegd, de overslagpennen uit de beugels der dwarsdragers genomen en de dekstukken in de beugels gelegd (fig. 8); door het inzetten der pennen krijgt men dan een, op de drijfzakken rustend, doorloo pend dek van 1 m. breedte. Daar er eenige ruimte moet zijn om de pennen te kunnen in brengen, zijn de dekstukken niet aaneensluitend gemaakt, doch zoodanig, dat er boven eiken dwarsdrager een open strook blijft, welke ruimte zoodra de brug te water is gelaten met een „vulplankje" gesloten wordt, zoodat paarden bij overgang geen hinder ondervinden. De klembeugels, welke aan de vulpankjes zitten, grijpen daarbij onder den dwarsdrager, zoodanig dat het plankje daardoor vast komt te liggen (fig. 7). Veelal zal bij de verbinding van den eersten en den laatsten zak met de oevers een langer dekstuk noodig zijn, waartoe van 41

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 41