twee of meer dekstukken z.g. „landingskleppen" samengesteld worden door deze dekstukken op een paar bamboeliggers te binden. Het gebruik van deze langere landingskleppen stelt begrijpelijker wijze hoogere eischen aan het drijfvermogen der beide, het dichtst bij de oevers liggende zakken, zoodat het drijfvermogen dezer zakken opgevoerd moest worden, waartoe ze 0,35 m hoog gemaakt werden. Door de punten dezer zakken rood te verven^, zijn ze voldoende gemerkt voor hun bijzondere bestemming De ondervinding heeft geleerd, dat het in zijn geheel te water laten van de brug op de wijze als met de snelvlotbrug gebeurt teveel bezwaren met zich brengt, zoodat het regel zal zijn om de brug in gedeelten aan te voeren en te slaan Zoo echter beschikt wordt over bijzonder licht vulmaterieel, kan de brug, vooral bij nacht en bij geringe lengte, in haar geheel te water worden gelaten, waardoor dan het tijdroovende ineenzetten bij duisternis komt te vervallen. Na het bepalen der rivierbreedte wordt ongeveer 10 m. boven- strooms van de plaats, waar de brug zal worden geslagen, een reep gespannen, terwijl terplaatse, waar de brug te water moet worden gelaten, de oever over een breedte van 45. m wordt afgeschuind, bijgewerkt en schoongemaakt. Vooral aan dit laatste dient de noodige zorg te worden besteed, daar het niet te ver mijden is, dat de zakken daar in schuivende aanraking met den grond komen, zoodat, wanneer er harde uitstekende of scherpe voorwerpen zouden voorkomen, de zakken kans zouden loopen om beschadigd te worden. De zakken worden inmiddels op een gedekte plaats bij drie stuks tegelijk van dekstukken voorzien, zoodanig dat aan de eene zijde het dekstuk er als een klep bij komt te hangen. Bij het samenstellen van het eerste en laatste brugvak moeten de met roode punten gemerkte zakken gebruikt worden, waarop de landingskleppen op de gewone wijze worden aangebracht. Aan elk draagjuk worden twee stroppen van ijzerdraad ge maakt om een draagbamboe door te steken, terwijl aan de zijde van de reep tevens een stuk ijzerdraad van 20 a 25 m wordt vastgemaakt om daarmede den zak aan den reep te kunnen af hangen. Deze uit 3 zakken bestaande brugvakken worden door 6 man aangebracht, terwijl een 7e man den loshangende klep draagt, e. e. a. te beginnen met het vak dat de landingsklep voor de overzijde draagt en alle vakken met de klep naar voren. Aan den oever staan twee man in het water, die zooveel mogelijk zak voor zak in het water tillen, terwijl twee anderen, aan de zijde van den reep staande, zak voor zak aan dezen afhangen met het reeds aan de draagjukken bevestigde ijzerdraad, dat los om den reep wordt geslagen en bij verplaatsing van den zak verder de rivier in, langs den reep meeglijdt. 42

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 42