korpscommandant, zal uiteraard ook de vraag aan de orde zijn
gekomen, of het geen aanbeveling zou verdienen de bevoegdheid
tot wijziging van een opgelegde straf door hiërarchieke chifs van
den strafoplegger op analoge wijze te regelen.
Men moest immers weten, waaraan men zich ter zake te houden
had, om te voorkomen, dat voor den krijgsraad of het H. M G.
ingebrachte reclames tegen eventueele verzwaring van straf tot
schade van de krijgstucht op zuiver formeele gronden zouden
leiden tot desavoueering van den militairen chef.
Nu was eene regeling van de strafbevoegdheid al zeer een
voudig en zoo voor de hand liggend, dat ter zake, v. z. v. bekend
nimmer moeilijkheden zijn gerezen: Het spreekt n. 1. vanzelf en
het is bovendien een natuurlijke consequentie van de hiërarchieke
verhoudingen bij de krijgsmacht, dat alle hiërarchieke chefs, die
verantwoordelijk zijn voor het onderhouden van de krijgstucht
bij de onder hunne bevelen staande troepenafdeelingen, strafbe
voegdheid behooren te bezitten t. o. v. alle onder hunne bevelen
gestelde militairen, welke strafbevoegdheid uiteraard niet minder
groot kan zijn dan die van hunne onderhebbende korpscomman-
Dit beginsel als uitgangspunt nemende, zou het n. h. v. voor
de hand hebben gelegen om ook de bevoegdheid tot het brengen
van wijziging in straffen, toe te kennen aan alle hiërarchieke
chefs van den strafoplegger. e e
Vermoedelijk heeft men vroeger deze consequentie niet willen
aanvaarden ten einde geen verdere uitbreiding aan de bepalin-
^e" ,van het R-V,K- te geven dan waartoe men onafwijsbaar
moest overgaan, hetgeen t. a. v. de strafbevoegdheid het geval
wss.
En directe noodzaak tot het verleenen van de bevoegdheid tot
wijziging van straffen in het algemeen werd blijkbaar niet aan-
minder, omdat aan het hanteeren van die be-
voegdheid o. m. de navolgende bezwaren verbonden zouden zijn.
Normaliter dragen alleen de korpscommandanten kennis van'
man^°°r onderhebbende compagnies- (detachements-) com
mandanten opgelegde straffen, in verband waarmede hoogere
SnHpeel Va" Jun toe te kennen bevoegdheid tot wijziging
zouden kunnen gebruik maken, indien een straf toevallig te
hunner kennis zou komen, en zou dat het geval zijn, dan ligt
veelal het gebeurde in een te ver verleden om nog te kunnen
ingrijpen. 8 "lc"
vnllpHiop h "aa"®P.r5kel'ikbeid Voor een straf alleen denkbaar bij
deld worden" WIJZe' waaroP de minderen behan-
En waar nu de korpscommandant als eenige meerdere werd
beschouwd, die m alle gevallen en onmiddellijk met volkomen
kennis van feiten en omstandigheden kan oordeelen en dan nog
in het algemeen slechts t. a. v. de straffen door zijn onderheb-