garije o. i. dan ook te worden losgelaten en moet tot die naar Zevenburgen worden teruggekeerd. Eenmaal dit begin sel aanvaard diende Roemenië voor deze operatie een maximum van krachten in te zetten en zich in het Zuiden strategisch tot de verdediging te bepalen. Hiermede wordt evenwel geenszins be toogd, dat een passieve houding in het Zuiden noodzakelijk was De verdediging van een 500 K.M lang riviervak, zooals de Do- nau tusschen Roemenië en Bulgerije, is, met naar verhouding zwakke krachten, toch slechts mogelijk door een actieve rivier verdediging, hetzij op eigen, hetzij op 's vijands oever. De opzet van het Roemeensche operatieplan diende o. i. dus te luiden „Hoofdoperatie met maximum van krachten tegen Zevenburgen actieve rivierverdedigine in het Z u i d e n". Afgescheiden van de uitwerking dezer beide operaties ieder voor zich, welke wij nog nader zullen beschouwen, kwam het Roemeensche operatieplan hiermede in beginsel overeen. Een en ander leidt tot de conclusie: ,,Het ware wenschelijk geweest, dat Roemenië, alvorens als omtrekkende groep de operatiën tegen den Zuidelijken vleugel van het Centrale Oostfront aan te vangen, zich door een inleidende oneratie tegen Bulgarije lucht verschaft had. Een dergelijke ope ratie werd evenwel terecht als onuitvoerbaar terzijde gesteld". b. Het operatieplan der Roemeensche hoofd groep in Zevenburgen. Zevenburgen vormde een op den rechtervleugel van het Cen trale Oostfront gelegen bastion met, zooals wij reeds aangaven, uiterst zwakke bezetting. Geraakte dit strategische vleugelsteun punt in handen der Gealliëerden, dan zou hiervan een zoodanige flankbedreiging uitgaan voor den Centraien rechtervleugel, dat deze onvermijdelijk tot den terugtocht ware gedwongen. Deze terugtocht liep in dit geval evenwel kans de inleiding tot een debacle te worden, daar de Westelijke poorten van Zevenburgen zich openen naar de Hongaarsche laagvlakte. Een opmarsch in deze richting zou de verbindingen van de Zuidelijke Centrale legers afsnijden, hun operatiebasis verloren doen gaan en de Oostenrijk-Hongaarsche monarchie in het hart aantasten. Bepalen wij ons tot het eerste doel, dat de Roemenen zich dus stellen moesten, de vermeestering van Zeven burgen, dan dringt zich onwillekeurig een vergelijking op met Moltke's opmarsch in Bohemen (1866). De omstandig heden waren evenwel geheel anders. In 1866 bevond het vijan delijke leger zich in de betreden hoogvlakte, thans bevond 8 Zie hierbij Schets 2.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 8