87
14. BOEKAANKONDIGING EN BESPREKING.
We ontvingen in dank van den schrijver tevens uitgever een werkje „Can-
tine-vertellingendoor Leo Lezer. We kennen dezen schrijver reeds uit vroeger
door hem onder den schuilnaam L. de Schrijver, gepubliceerde werkjes
,,/ongens van Jantje Kaas". Het voor ons liggende boekske, 159 bladzijden
dik, geeft ons, naar de schrijver in een inleiding vermeldt, een aantal ware
cantine-vertellingen.
In eenvoudige taal geeft de schrijver den lezer een blik in het leven van
onze Europeesche soldaten van 20 jaar geleden. Maar al zijn zooals degoed-
ingelichte schrijver zegt de tijden veranderd, toch bevatten die eenvoudige
verhalen voor ieder officier en onderofficier, die zich wenscht in te denken
in het leven en de gedachtenwereld van zijn ondergeschikten, veel, zeer veel,
leerzaams. Het was ons dan ook een aangename tijdpasseering om met den
schrijver eenigen tijd te vertoeven aan de cantine-tafel.
Gaarne bevelen we daarom het werkje, vooral den jongeren kameraden,
ter lezing aan. Ook al behoort veel van het vertelde, gelukkig, tot het ver
leden, toch vormt het goede stof om den soldaat te leeren kennen en daartoe
mogen we immers geen bron onaangeboord laten.
C'.
Wetboek van Strafrecht en wet op de krijgstucht, voorzien van aanteeke-
ningen en alphabetisch register door J.J. C. van Dijk. Dit studiewerk, in 1904
voor het eerst in den handel gebracht en in 1922, na herziening en aanvulling
in tweede uitgave verschenen, beleeft thans zijn derde uitgave. Deze uitgave,
ons ter bespreking aangeboden door de uitgevers, verschilt met de vorige
daardoor, dat ze opnieuw herzien, aangevuld en van aanteekeningen omtrent
rechtspraak en literatuur voorzien is, thans door Prof. Mr. f. V. van Dijck,
raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden en Mr. C.j. H. Schepel,
Raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden, President van het Hoog
Militair Gerechtshof.
Het boek behandelt, na een overzicht van de wordingsgeschiedenis van het
Wetboek van Militair strafrecht, van de Wet op de krijgstucht en van de
invoeringswet Militair Straf- en tuchtrecht, de drie genoemde wetten afzon
derlijk.
Ondanks den drang h. 1.1. in en buitenden Volksraad uitgeoefend, zijn
we hier te lande nog steeds niet zoover, dat tot invoering van de nieuwe
rechtspleging en van het nieuwe straf- en tuchtrecht kon worden overgegaan,
alhoewel men ook reeds jaren doende is om tot die invoering te geraken.
De lezer zal met deze kennis gewapend, dan ook geneigd zijn om het hier
geschrevene ter zijde te leggen met de gedachte, het werk, dat hier wordt
aangekondigd is voor ons voorshands van weinig waarde, het is in de eerste
plaats, of alleen, bestemd voor de collega's van het leger in Nederland.
Niets is echter, althans in onze oogen, minder waar dan dat. Het
boek heeft ook voor ons groote waarde, is wellicht momenteel wel het meest
aanbevelenswaardige werk, op het gebied van militair straf- en luchtrecht,
ook voor de officieren van ons leger; al is dan het nieuwe recht nog niet
ingevoerd. We mogen hopen en verwachten, dat de tijd van invoering ook
niet verre meer is. Het boekwerk vormt een sieraad op de studietafel van
den officier. We wagen het zelfs, zij het dan op bescheiden wijze, om den
gezaghebbenden, welke leiding geven aan de studie der officieren, aan te
bevelen om de onderwerpen in genoemd werk behandeld, tot objecten van
besprekingen te maken voor de officieren. Immers juist in dezen tijd, waarin
de kans op verwording van een gezonde tucht steeds meer dreigt, kan het
wezen ervan en aan de middelen welke ten dienste staan om die tucht te
bevorderen niet genoeg aandacht worden geschonken. Onder de middelen
hiervoor bedoeld, hoort toch zeker een goede belangstelling voor en kennis
van de militaire rechtspraak.