92 zwartdrukken (schetsbladen) op de schaal 1 25.000 en houden aantee- kening van het voorgevallene. De schetsen en aanteekeningen worden indien eene bespreking wordt gehouden, vóór den aanvang daarvan aan den leider (door tusschenkomst van den hoofdhulpleider) ter hand gesteld. Tea slotte noemen we nog in het bijzonder het hoofdstuk „Bepalingen voor Kaderoefeningen". We lezen daarin o. m. het volgende Hoofddoel van de kaderoefeningen moet zijn het voorbereiden van de deelnemers voor hun taak als aanvoerder. De beschikbare tijd moet daartoe in de eerste plaats worden gebruikt voor oefening in het maken van bevelen, z.m. onder omstandigheden, welke niet al te veel afwijken van die, welke in werkelijkheid zijn te verwachten. Ook indien deze omstandigheden niet zijn na te bootsen, moeten de bevelen in hoofdzaak worden gemaakt tijdens de oefening en in een beperkten tijd. Om zooveel mogelijk nut te kunnen trekken van den oefeningsduur is het veelal raadzaam eenzelfde bevel te doen maken door een aantal deel nemers, waarbij het niet bepaald noodig is, dat de opdrachten verband houden met den rang, de positie en het wapen van de deelnemers. Bovendien kan het nut hebben om door een of meer deelnemers reeds vóór den aanvang der oefening enkele uit de onderstelling (en c.q. gegeven be velen) voortvloeiende opdrachten uit te doen werken en den leider vóór den eigenlijken aanvang der oefening te doen toekomen. Men vermijde in begin sel hiervan de hoofdschotel te maken, omdat het maken van dergelijke bevelen onder te veel van de werkelijkheid afwijkende omstandigheden ge schiedt, dan dat hiervan groote vormende kracht kan uitgaan. Evenwel moet niet worden verzuimd om ook bevelen te geven of te doen vervaardigen, waarin alles vermeld staat, wat de troepencommandanten in een bepaalden oorlogstoestand moeten weten of moeten gelasten. Het kan aanbeveling verdienen om voor het maken van een dergelijk bevel of van bepaalde gedeelten van dergelijke bevelen van de hulp van specialisten partij te doen trekken. Aangezien de organisatie en bewapening van buitenlandsche legers anders is dan die van het Nederlandsche leger, waaruit een andere wijze van op treden van die legers voortspruit, is het gewenscht af en toe de deelnemers te doen handelen tegenover een tegenpartij, die een buitenlandsche organisatie en bewapening heeft en optreedt overeenkomstig een buitenlandsch voor schrift. Het hoofddoel bij kaderoefeningen is evenwel de toepassing van, en de beoefening van de bevelvoering volgens, de Nederlandsche voor schriften. In verband daarmede is het gewenscht het inschakelen van een buitenlandsche organisatie te beperken tot oefeningen met één partij, waar bij de leider dan de tegenpartij met een buitenlandsche organisatie en be wapening en volgens een buitenlandsch voorschrift doet optreden. De leider kan de deelnemers in één partij indeelen. Hij verstrekt aan één of meer hunner een onderstelling (of een opdracht). De overigen kunnen door den leider met een bepaalde functie worden belast. Ook kunnen twee of meer deelnemers eenzelfde functie bekleeden. De leider neemt in den regel de leiding van de tegenpartij zelf in handen, doet de deelnemers bevelen geven op grond van door hem als hoogere commandant gegeven bevelen, alsmede op grond van de inlichtingen, welke de deelnemers in de werkelijkheid door eigen waarneming of volgens inge komen meldingen zouden te weten komen. Hij neemt z.n. beslissingen, wel ke in de werkelijkheid een uitvloeisel zouden zijn van de wijze, waarop de strijdkrachten in werking worden gesteld. Door zelf de tegenpartij te doen optreden kan hij de oefening in beginsel als een gevechtsoefening doen ver- loopen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1931 | | pagina 96